2004
Volume 27, Issue 4
  • ISSN: 0169-2216
  • E-ISSN: 2468-9424

Abstract

Nederland doet graag mee als kenniseconomie, maar het valt niet mee om de beoogde doelstellingen daadwerkelijk te halen. De gerealiseerde investeringen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling zijn bijvoorbeeld relatief laag (nog geen 2 procent van het bruto binnenlands product). Ook op het terrein van onderwijs scoort Nederland in Europees perspectief niet al te hoog. Dit is problematisch omdat arbeid een belangrijke input is in het productieproces en de waarde van deze input afhankelijk is van gemaakte investeringen in opleidingen.Wat investeringen in initieel onderwijs betreft blijkt het opleidingsniveau in Nederland te stijgen, maar internationaal gezien is Nederland nog niet bepaald een koploper. In de eerste plaats verlaten nog veel jongeren het onderwijs zonder diploma. Zo verlieten in het schooljaar 2009/2010 ongeveer 40 duizend jongeren voortijdig het onderwijs zonder een startkwalificatie te hebben behaald. Het gaat om een flinke groep. Het positieve is dan weer wel dat het aantal voortijdig schoolverlaters een dalende trend laat zien. Van deze schoolverlaters keert overigens ongeveer 40% terug in het onderwijs (vaak gaat het hierbij om havo/vwo-leerlingen) maar het is onduidelijk hoe succesvol deze herintrede in het onderwijs is. Een van de belangrijkste redenen om voortijdig te stoppen met een opleiding heeft te maken met het feit dat de opleiding niet aan de verwachtingen voldeed. Dit wijst erop dat goede informatie betreffende de inhoud van opleidingen en hun arbeidsmarktperspectieven van groot belang is zodat jongeren op basis van hun vaardigheden, voorkeuren en persoonlijkheid tot een optimale keuze kunnen komen. In de tweede plaats blijken Nederlandse leerlingen minder goede schoolprestaties te leveren. Afgemeten aan de PISA-scores (Programme for International Student Assessment) behoort Nederland nog wel tot de subtop in de OESO-landen, maar deze scores zijn tussen 2003 en 2009 gedaald. Dit is merkwaardig omdat andere landen (zoals bijvoorbeeld Duitsland) hun score wel wisten te verbeteren.Deze, en andere problemen, tasten niet alleen de positie van Nederland als kennisland aan, maar hebben ook gevolgen voor de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. In de afgelopen jaren is er in TvA echter maar beperkt aandacht geweest voor vraagstukken rond de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Dit is de reden dat in dit nummer daar specifiek aandacht aan wordt besteed. Een belangrijke vraag waar Rolf van der Velden op ingaat in dit nummer is of het beter is om in het onderwijs in te zetten op generieke of specifieke vaardigheden. Generieke vaardigheden zijn waardevast en maken schoolverlaters breed inzetbaar op de arbeidsmarkt, ook in geval van economische en technologische veranderingen. Specifieke competenties sluiten nauwer aan bij de huidige vakspecifieke behoeften van de arbeidsmarkt. Daar staat tegenover dat investeringen in specifieke competenties gepaard gaan met een hoger risico omdat de depreciatie-voet van specifieke kennis hoger is, maar het rendement ervan met meer onzekerheid omgeven is.Maarten Wolbers gaat in zijn bijdrage in op de vraag of overscholing – dat wil zeggen werken onder het eigen niveau – een structureel, dan wel conjunctureel kenmerk is van de arbeidsmarkt. Overscholing houdt verband met het maatschappelijk rendement van opleidingen omdat het betekent dat men te veel in onderwijs heeft geïnvesteerd. Wanneer overscholing structureel van aard is, zou dit betekenen dat de productiviteit structureel lager is dan in het geval van een correcte allocatie van menselijk kapitaal naar banen, dat wil zeggen, wanneer iedereen werk op het eigen niveau zou hebben. Maarten Wolbers laat zien dat overscholing in Nederland conjunctureel van aard is.Overscholing verwijst naar de ‘verticale’ mismatch tussen opleidingsniveau en baanniveau. Tegen de achtergrond van de vraag of het nu beter is om generiek of specifiek op te leiden speelt natuurlijk ook de vraag hoe het zit met de ‘horizontale’ mismatch: hebben jongeren wel een baan die inhoudelijk aansluit bij hun vaardigheden? Dieter Verhaest, Walter Van Trier en Sana Sellami laten zien dat overscholing gecombineerd met inhoudelijke mismatch negatief uitpakt voor het verdienvermogen van Vlaamse jongeren. Bovendien leidt overscholing in combinatie met een gebrekkige inhoudelijke aansluiting tot een lagere arbeidssatisfactie, die sterk gerelateerd is aan het nut van werknemers.Thijs Bol stelt de vraag in welke mate de onderwijsexpansie de opbrengsten van initieel onderwijs heeft aangetast. Aan de ene kant kan onderwijsexpansie verdringing tot gevolg hebben, waarbij onderwijs in toenemende mate als een positioneel goed wordt beschouwd. Aan de andere kant kan onderwijsexpansie ertoe leiden dat het rendement van opleidingen stijgt, zoals de menselijk kapitaal theorie zou voorspellen. Thijs Bol gebruikt internationale data om verschillende cohorten van schoolverlaters te vergelijken. Hij concludeert dat in periodes van onderwijsexpansie onderwijs in toenemende mate een positioneel goed is geworden.De arbeidsmarktpositie van voortijdig schoolverlaters in Nederland wordt belicht in het CBS-bericht van Robert de Vries en Harry Bierings. De administratieve data die zij gebruiken stelt ze in staat om voortijdig schoolverlaters te volgen tot vier jaar na het verlaten van de opleiding, zowel wat de kans op een baan betreft alsook het loonniveau. Niet alleen het behalen van een startkwalificatie blijkt van belang voor de arbeidsmarktkansen aan het begin van de loopbaan, maar ook het hebben van een baan op het moment van schoolverlaten is een bepalende factor.

Loading

Article metrics loading...

/content/journals/10.5117/2011.027.004.379
2011-12-01
2024-11-12
Loading full text...

Full text loading...

/content/journals/10.5117/2011.027.004.379
Loading
This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error