
Full text loading...
De voorwaarden waar dierlijke mest aan moet voldoen teneinde in de biologische landbouw te mogen worden gebruikt, blijken niet in alle taalversies van de toepasselijke EU regelgeving op dezelfde manier geformuleerd te zijn. De Franse Raad van State heeft het EU Hof van Justitie (Hof) daarom om uitleg gevraagd. In een arrest van 4 oktober 2024 heeft het Hof allereerst bevestigd dat alle taalversies in beginsel dezelfde waarde hebben. Indien er ten aanzien van een bepaling verschillen tussen de taalversies bestaan, dient de betrokken bepaling te worden uitgelegd met inachtneming van de algemene opzet en het doel van de regeling waarvan zij een onderdeel vormt. Tenzij de bewoording van een Unierechtelijke bepaling voor de vaststelling van de betekenis en de draagwijdte uitdrukkelijk verwijst naar het recht van de lidstaten, moet de regel in de gehele Unie autonoom en op eenvormige wijze worden uitgelegd. Overeenkomstig dit toetsingskader legt het Hof vervolgens uit dat in de biologische landbouw geen mest van “industriële veehouderij” mag worden gebruikt. Het begrip “niet-grondgebonden veehouderij” dat onder andere in de Nederlandse versie wordt gebruikt is te beperkt. Hier voegt het Hof aan toe dat “industriële veehouderij” niet alleen ziet op de dieronvriendelijke wijze waarop dieren worden gehuisvest, maar op alle omstandigheden waaronder zowel met de dieren als het milieu wordt omgegaan.