-
oa Temporele flexibiliteit in Vlaanderen
Een analyse op basis van survey- en tijdsbudgetdata uit 1988, 1999 en 2004
- Amsterdam University Press
- Source: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, Volume 23, Issue 4, dec. 2007,
Samenvatting
In het maatschappelijk discours wordt vaak de indruk gewekt dat we de laatste decennia gestaag evolueren naar een 24 uurseconomie waarin er de klok rond gewerkt en geconsumeerd wordt en waarin flexibele arbeidstijden de norm zijn. Sinds eind jaren zeventig staan discussies rond flexibele en atypische arbeidstijden inderdaad hoog op de politieke agenda en werden in verschillende Europese landen de naoorlogse akkoorden over arbeidstijden weer ter discussie gesteld (Strazdins et al., 2006; Garhammer, 1995:172). In België werden alle akkoorden en bepalingen over arbeidstijden samengebracht in de arbeidswet van 1971, die heel strikt was met betrekking tot het werk op afwijkende tijden vooral onder invloed van de economische crisis van de jaren zeventig en tachtig, werd deze vrij rigide, gestandaardiseerde regelgeving uitgehold door nieuwe akkoorden en wetten die allerlei afwijkingen toestonden. Zo konden bedrijven bijvoorbeeld vanaf 1982 werktijdregelingen uitwerken met minder restricties op nacht- en weekendwerk, op voorwaarde dat dit aanleiding gaf tot nieuwe arbeidsplaatsen (de zgn. experimenten Hansenne). Het veranderend economisch klimaat van de jaren zeventig en tachtig wordt vaak geassocieerd met de overgang van een fordistische naar een postfordistische economie; standaardisering en rigiditeit maakten plaats voor flexibiliteit. Het is in dat klimaat dat de oorsprong van de 24 uurseconomie gesitueerd wordt (Allan, Brosnan & Walsh, 1998; Breedveld, 1998; Garhammer, 1995; Golden, 2001; Masson, 1999).