2004
Volume 33, Issue 1
  • ISSN: 1573-9775
  • E-ISSN: 2352-1236

Abstract

Bij de totstandkoming van het Wetboek van Strafvordering was het, zo blijkt uit verschillende strafvorderlijke bepalingen en uit de wetsgeschiedenis, de bedoeling dat het zwaartepunt van het strafproces bij het onderzoek ter terechtzitting ligt (Groenhuijsen en Knigge, 2001). Dat wat relevant kan zijn voor de beantwoording van de bewijsvraag behoort volgens de wetgever in die dagen zo veel als mogelijk ter terechtzitting, ten overstaan van de strafrechter die vonnis of arrest wijst, te worden gepresenteerd. Aan dit zogenoemde onmiddellijkheidsbeginsel ligt de gedachte ten grondslag dat het de waarheidsvinding ten goede komt indien de rechter direct wordt geconfronteerd met de verdachte en met getuigen en deskundigen: hij kan zich op die manier een goed oordeel vormen over de betrouwbaarheid van de door hen afgelegde verklaringen. Daarnaast draagt het beginsel bij aan de verwezenlijking van de ambitie van een eerlijk proces. De verdediging kan dan immers ook vragen stellen aan getuigen en deskundigen, en op hun verklaringen onmiddellijk reageren.

Loading

Article metrics loading...

/content/journals/10.5117/TVT2011.1.DE_B391
2011-04-01
2024-12-22
Loading full text...

Full text loading...

/content/journals/10.5117/TVT2011.1.DE_B391
Loading
  • Article Type: Research Article
This is a required field
Please enter a valid email address
Approval was a Success
Invalid data
An Error Occurred
Approval was partially successful, following selected items could not be processed due to error