- Home
- A-Z Publications
- Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken
- Previous Issues
- Volume 31, Issue 2, 2015
Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken - Volume 31, Issue 2, 2015
Volume 31, Issue 2, 2015
-
-
Prestatiedruk
More LessEnkele weken geleden kreeg ik een uitnodiging van Flitspanel voor het deelnemen aan een onderzoek naar prestatiedruk van wetenschappelijk personeel. Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van SoFoKles, het Sociaal Fonds voor de Kennissector. Aanleiding voor dit verkennende onderzoek onder wetenschappelijk personeel is de verschuiving naar een meer bedrijfsmatige aansturing van universiteiten. Herkenbare voorbeelden hiervan zijn het in concurrentie verdelen van onderzoeksgelden en het sturen op resultaten (aantallen publicaties, aantal afstudeerders, aantal promovendi, prestatie-indicatoren voor onderwijskwaliteit, enz.). Voor wetenschappelijk personeel aan universiteiten betekent deze verschuiving dat er meer druk van buitenaf ontstaat om te voldoen aan eisen op het gebied van onderwijs en onderzoek. Deze ontwikkeling is niet nieuw, maar de aandacht voor eventuele ongewenste negatieve gevolgen is wel van recenter datum.Indirect heeft het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken (TvA) ook te maken met deze verschuiving. Een belangrijk deel van de auteurs voor TvA werkt aan een universiteit. Deze auteurs worden dus geconfronteerd met de nieuwe of aangescherpte onderzoeksbeoordelingssystemen. En daarin levert een bijdrage aan TvA vaak weinig tot geen prestatiepunten op. In deze systemen staan Engelstalige publicaties in toptijdschriften bovenaan de prioriteitenlijstjes. Met als gevolg dat de resultaten van interessant Nederlands wetenschappelijk onderzoek eerst aan Engelstalige tijdschriften worden aangeboden, zelfs als het om typisch Nederlandse arbeidsvraagstukken gaat. Betekent deze ontwikkeling nu dat TvA eigenlijk nauwelijks nog toekomst heeft?Dat lijkt me te kort door de bocht. In de eerste plaats hangt het bestaansrecht van TvA niet alleen van haar auteurs af. Bijdragen in TvA worden goed gelezen en geciteerd; er is dus een markt voor deze bijdragen. De Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV) is ook van mening dat TvA als een van de Nederlandse sociologische tijdschriften met een duidelijk eigen profiel behouden moet blijven voor de Nederlandse markt. De NSV onderneemt een aantal stappen om dit voor elkaar te krijgen.Daarnaast heeft TvA niet alleen auteurs die aan een universiteit zijn verbonden. De redactie krijgt en vraagt regelmatig kopij van onderzoeksinstellingen als TNO, SCP en CBS. Ook deze instellingen hebben te maken met aangescherpte prestatie-indicatoren, maar daarin lijkt TvA nog steeds een gerespecteerde publicatie-outlet. Dit nummer bevat daarvan een aantal voorbeelden, met bijdragen van auteurs van het Rathenau Instituut, TNO, SCP en CBS. Daarnaast bevat dit nummer ook een bijdrage vanuit het ministerie van Financiën en een van de auteurs heeft naast zijn universitaire aanstelling ook een aanstelling bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.Van de andere kant bieden de universitaire prestatiecriteria ook nieuwe kansen voor TvA. Er is namelijk een nieuwe prestatie-indicator in ontwikkeling. Naast de aangescherpte indicatoren voor prestaties op het gebied van onderzoek en onderwijs zullen wetenschappelijk medewerkers van universiteiten binnenkort ook de maat worden genomen op het terrein van ‘valorisatie’. Daarmee wordt bedoeld dat wetenschappelijke kennis van waarde moet worden gemaakt voor de samenleving. Kennis die wordt opgedaan in wetenschappelijk onderzoek – vaak gefinancierd met belastinggeld – moet ook weer worden ‘teruggegeven’ aan de samenleving. Een van de manieren om dit te bereiken is door de resultaten en (beleids)implicaties daarvan te publiceren in Nederlandstalige tijdschriften. Hier liggen dus kansen voor TvA, want een belangrijk uitgangspunt is van oudsher dat de bijdragen in TvA worden gekenmerkt door ‘een zekere actualiteitswaarde en/of beleidsgerichtheid’. Bijdragen in TvA leveren dan wellicht weinig of geen onderzoekspunten op, het is waarschijnlijk dat ze voor de valorisatie wel meetellen. De redactie speelt hierop in door een grotere variëteit aan bijdragen te stimuleren. Uiteraard blijft de wetenschappelijke kwaliteit van de bijdragen belangrijk, maar er is ook meer ruimte voor kortere onderzoeksnotities en er is, sinds het eerste nummer van 2015, ook een nieuwe rubriek ‘Opinie & Debat’, waarin aandacht is voor actuele discussies. Ook voor dit nummer hebben we een aantal wetenschappers gevraagd te reflecteren op een actuele discussie, in dit geval over robotisering. In de afgelopen maanden is er in de media flink gespeculeerd over de mogelijke effecten van toenemende robotisering. In dit katern proberen de auteurs (Rinie van Est, Lex Borghans en Jos Benders, Steven Dhondt en Geert Van Hootegem) een nuancerende en kritische bijdrage te leveren aan dit debat.Kortom, er zijn voldoende kansen voor TvA om een aantrekkelijk tijdschrift te blijven voor zowel auteurs als lezers. Dit nummer bevat voldoende voorbeelden om dat te ondersteunen. In de eerste plaats is er een bijdrage met als titel ‘Winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt’. Andries de Grip heeft in 1986 (TvA, jaargang 2) een eerste artikel met deze titel in TvA gepubliceerd. Het artikel in dit nummer gaat over de periode 1996-2012 en is de zevende bijdrage in deze reeks, maar de eerste zonder Andries de Grip; het stokje is door Ineke Bijlsma, Sander Dijksman, Didier Fouarge en Annemarie Kühn-Nelen – collega’s bij het ROA – overgenomen.Een andere interessante bijdrage is die van Pierre Koning over de financiële prikkels die gemeenten moeten aanzetten tot het terugdringen van het aantal bijstandsuitkeringen. Dit artikel sluit aan op de Opinie & Debat-bijdragen in het vorige nummer. De bijdrage van Luc Dorenbosch en collega’s gaat over werkenden die twee of meer banen combineren (multi-jobbing) en wat hun motieven zijn om meerdere banen te combineren. Daarbij richten ze zich op arbeidsmarktgedrag in de latere loopbaanfase waar arbeidsmobiliteit gepaard gaat met onzekerheid. Multi-jobbing kan dan een aantrekkelijk alternatief zijn.Een andere bijdrage die vanuit de flexibilisering van de arbeidsmarkt start, is die van Maike van den Berg. Zij onderzoekt welk effect het introduceren, inwerken en integreren van nieuwe medewerkers (het zogenoemde onboarden) heeft voor hun functioneren in de organisatie. Ook de column van Arie Glebbeek gaat over de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Hij kreeg er hoofdpijn van, maar heeft een remedie gevonden. In een tweede column laat Jaco Dagevos zien hoe werkgevers onbewust discrimineren bij de selectie van nieuwe medewerkers, zelfs als ze zeggen uitsluitend op kwaliteit te selecteren.De CBS-bijdrage van Henk-Jan Dirven en Harry Bierings gaat over vrouwen in het management. Op basis van uitgebreide analyses laten ze zien dat vrouwen minder vaak dan mannen een managementfunctie bekleden. Ze laten ook zien wat daarvan de mogelijke oorzaken zijn. Traditioneel sluit TvA af met de boekenrubriek. En daarmee zijn er, wat mij betreft, weer prachtige prestaties geleverd die samen een mooi nummer van TvA hebben opgeleverd. Voor de auteurs levert dat op zijn minst voldoening op, en hopelijk ook punten op de van toepassing zijnde prestatie-indicatoren. En voor de lezer is er weer een grote variëteit aan interessante arbeidsvraagstukken waarvoor een verdere aanzet tot ontrafeling wordt geboden.
-
-
-
Winnaars en verliezers op de arbeidsmarkt 1996-2012
Authors: Ineke Bijlsma, Sander Dijksman, Didier Fouarge & Annemarie Kühn-NelenOccupational winners and losers in the Dutch labour market 1996-2012Occupational winners and losers in the Dutch labour market 1996-2012
The occupational structure of the Dutch labour market is changing rapidly. In the years 1996-2012 the educational level of the labour force has increased constantly, which is indicative of knowledge intensification in the economy. Occupations that employ average educated workers have been shrinking, while occupations that employ high educated individuals have been growing. This is consistent with the polarization hypothesis, but these changes are very gradual. Wage growth, computer use and level of problem solving skills all correlate positively with the growth rate of employment in occupations. This suggests that IT skills and the ability to handle complex information are increasingly important in today’s labour market.
-
-
-
Robotisering: het kan, maar moet het ook?
More LessComputerization and employmentComputerization and employment
In this debate section of the journal, the editorial board asked informed researchers to reflect on the current debates on the way in which computerization substitutes human labour. Similar to the study by Frey and Osborne (2013), some Dutch journalists predicted that many jobs in the near future are susceptible to being replaced by technology, due to continuing computerization. The researchers in this section argue, from different perspectives, that the relation between computerization and employment is far more complex, as past studies on technology already indicate. In order to get better insight into this relationship it is not sufficient to only study whether some tasks or jobs can be computerized. Next to this technical perspective, it is also important to include economic, social and ethical perspectives and study how new technology is being used, what choices can be made and how desirable it is to develop policies to deal with the possible effects. Asking different questions from different perspectives is a promising way to strengthen the debate and move away from the unilateral and dark scenarios as presented by Frey and Osborne, because there are many opportunities for decision makers to influence the effects of new technology on employment.
-
-
-
Wij zijn de robots
More LessDe titel verwijst natuurlijk naar het nummer ‘We are the robots’ van de Duitse muziekband Kraftwerk.Op het moment dat dit essay is geschreven doet het Rathenau Instituut op verzoek van de vaste commissie SZW (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) van de Tweede Kamer een onderzoek naar de relatie tussen technologie en werkgelegenheid. De auteur is daarbij betrokken en gebruikt inzichten uit dat onderzoek (Van Est & Kool, 2015) in dit essay. Hij dankt zijn collega’s die ook meedoen aan dat onderzoek – Linda Kool, Frans Brom, Arnoud van Waes en Ira van Keulen – voor de nuttige discussies en het aanleveren van literatuur.
-
-
-
Drie manieren voor beleid om op de opkomst van robots te reageren
By Lex BorghansDe wereld verandert, maar veel dingen blijven hetzelfde. De laatste tijd is een discussie op gang gekomen over de gevolgen van de opkomst van robots voor de arbeidsmarkt. Het gebruik van robottechniek zou de komende jaren snel toenemen en gevreesd wordt dat veel werkgelegenheid hierdoor verloren zal gaan. In een bekende toespraak op het SZW-congres zei minister Asscher bijvoorbeeld: ‘Robots worden in hoog tempo toegankelijker, betrouwbaarder en goedkoper. Ze zijn goedkoop, snel, nooit ziek, werken 24 uur per dag. Ze vragen nooit om loonsverhogingen, worden niet vertegenwoordigd door vakbonden en staken niet. Voor een aanzienlijk deel van de bestaande banen zijn zij daardoor in staat om werknemers te vervangen.’ Hij sprak daarbij de vrees uit dat dit tot grote werkloosheid zal leiden.
-
-
-
Gereedschap is belangrijk, maar wat doe je ermee?
Authors: Jos Benders, Steven Dhondt & Geert Van HootegemDe invloed van nieuwe technologie op de factor arbeid is een permanent actueel thema waarvoor al eerder in TvA aandacht is gevraagd (Batenburg et al., 2002). Vanaf het najaar van 2014 krijgt dit thema weer veel aandacht in de media, dit keer naar aanleiding van het working paper The future of employment; How susceptible are jobs to computerization? van twee economen van Oxford University (Frey & Osborne, 2013). Frey en Osborne bepalen daarin in welke mate 702 beroepen gevoelig zijn voor ‘computerization’, dat wil zeggen: zij hebben per beroep ingeschat in welke mate de taken waaruit dat beroep bestaat, kan worden geautomatiseerd. Daartoe ontwikkelden zij een nieuwe methode. Dat was nodig vanwege de voortschrijdende technologische ontwikkeling. Tot nu toe hielden modellen rekening met het mechaniseren en automatiseren van (1) routinematig en (2) handmatig werk. Inmiddels kunnen ook niet-routinematig werk en ‘hoofdarbeid’ worden geautomatiseerd, en is dus een aanpassing van de bestaande modellen vereist. Frey en Osborne bepalen per beroep
-
-
-
Hoe prikkelbaar zijn gemeenten?
More LessHow do municipalities react to the reform of financing social assistance benefits?How do municipalities react to the reform of financing social assistance benefits?
Since 2004, Dutch municipalities receive lump sum budgets to finance social assistance benefits. Although there is a broad consensus that this reform has provided municipalities with strong incentives to reduce the number of social assistance beneficiaries, these effects are probably less substantial than was initially expected. This article argues that there may be three possible reasons for this: (1) loss of incentives due to the organizational structure of municipalities; (2) the use of inaccurate performance indicators; and (3) crowding out of intrinsic motivation of case managers by explicit financial incentives. Particularly the first two reasons have turned out to be important impediments for the functioning of the financial incentives for municipalities. In light of these findings, the government may well consider other ways of influencing municipalities, such as enhancing the transparency of the relative performance of municipalities and co-financing research to stimulate the use of evidence based methods.
-
-
-
Flexibiliseringshoofdpijn
More Less‘Sterke toename flexwerk’ meldde het CBS op maandag 1 juni 2015 in een persbericht. De afgelopen tien jaar is het aandeel werkenden met een flexibele arbeidsrelatie in Nederland toegenomen van 15% (2004) tot 22% (2014). Het aantal zzp’ers is in diezelfde periode toegenomen van 8 naar 12%. Daarmee is Nederland qua tijdelijke arbeid in de top 3 van de EU-15 gekomen, met alleen Spanje en Portugal nog voor ons. Het aandeel vaste banen maakte een duikeling van circa 73 naar iets meer dan 60%.Krijgt u hoofdpijn van dit nieuws? Dat krijgen wel degenen voor wie deze toename van ‘flex’ indicatief is voor de komst van een ‘Precariaat’. De vakbonden horen daartoe, maar ook voor onze minister van Sociale Zaken gaat deze ontwikkeling niet in de richting van de door hem gewenste arbeidsmarkt. Belangrijker is nog dat het veel van de betrokken flexwerkers zelf hoofdpijn bezorgt. Uit het op 1 juni gepresenteerde onderliggende rapport blijkt namelijk dat het overgrote deel (80 tot 90%) van de tijdelijke, uitzend-, payroll- en detacheringskrachten een voorkeur voor een vast dienstverband heeft. Dat geldt ook voor 30 à 40% van de zzp’ers, hetgeen bange vermoedens versterkt. ‘De uitdagingen van het ondernemerschap en daarmee samenhangende onzekerheden zijn blijkbaar niet aan iedere zzp’er besteed’, zo stelt het rapport. Er kan weinig twijfel bestaan over het feit dat de trend naar flexibilisering een door werkgevers gedreven trend is.Maar waarom doen die werkgevers dat? Zeg nou niet meteen dat dit vanzelf spreekt, want hier wringt iets. Er tekent zich zo langzamerhand een spanningsveld af tussen de trend en de theorie. Decennialang hebben arbeidseconomen en -sociologen het vaste arbeidscontract opgevat als het welbegrepen eigenbelang van werkgevers. Natuurlijk gold dat niet voor alle arbeid en hoorde er een flexibele schil om de vaste contracten heen, maar de vraag is of de huidige trend niet verder gaat dan wij voor mogelijk hadden gehouden. Begrijpen wij als onderzoekers nog wel wat er aan de hand is? Heeft de flexibilisering niet ook een paar van onze zekerheden omver gekegeld? Kortom, de voortgaande trend zou misschien ook sociale wetenschappers hoofdpijn moeten bezorgen.Toegegeven, van alle voornoemde hoofdpijn is deze wel de meest draaglijke. Maar toch knaagt het dat er een spanning is tussen gekoesterde arbeidsmarkttheorieën en een zich daar vandaan bewegende realiteit. Neem ter illustratie een recente bijdrage van Paul de Beer, een van de voormannen van ons vakgebied. In een waarschuwing tegen de ‘ADHD-arbeidsmarkt’ die door flexgoeroes als ideaal wordt voorgesteld, roept hij de rationaliteit van duurzame verbintenissen in herinnering, die werkgever en werknemer in staat stellen in hun arbeidsrelatie te investeren. Flexibele arbeidsrelaties maken dergelijke investeringen onaantrekkelijk en ‘dit leidt tot minder loyaliteit, een lagere kwaliteit van de productie en minder innovatie’. Deze uitspraak zou met talloze andere citaten van vakgenoten kunnen worden aangevuld, mijzelf incluis. Want hoe begrijpen wij ook alweer het onderliggende probleem? In een notendop komt de theorie op het volgende neer. Voor alle werkzaamheden die een werkgever niet strikt kan controleren, geldt dat er een zekere mate van vertrouwen in de werknemer moet worden gesteld. De aldus op te bouwen vertrouwensrelatie wordt geschraagd door een samenbindende organisatiecultuur en door loopbaanstructuren die de langetermijnbelangen van werknemer en werkgever met elkaar in overeenstemming brengen. Vaste dienstverbanden, interne carrièrepaden en senioriteitslonen dragen aldus bij aan de opbouw van bedrijfsspecifieke vaardigheden, de motivatie van de werknemers en bijgevolg de prestaties van het bedrijf. En omdat het vooral de makkelijk te controleren werkzaamheden zijn die worden weggeautomatiseerd, was de verwachting dat de vertrouwensbanen met de tijd alleen maar belangrijker zouden worden. De ‘kenniseconomie’ werd niet voorgesteld als een flexibiliseringsfestijn.
-
-
-
Multi-jobbing als employability-strategie
Multi-jobbing as an employability-strategyMulti-jobbing as an employability-strategy
Employees who hold multiple jobs are no exception on the Dutch labour market. However, little is known about the motives behind ‘multi-jobbing’. This study addresses a qualitative exploration among twenty multi-jobbers of 45 years and older who recently made a transition from one job in paid employment to multiple jobs – either with multiple employers or in combination with self-employment. We examine whether multi-jobbing in a late career phase is a relevant alternative to regular job mobility which is far less common among older workers. We describe push and pull motives for making a transition toward multiple jobs that allow us to characterize multi-jobbing as either an ‘emergency situation’, ‘ideal situation’ or a ‘transition situation’. Furthermore, the multi-jobbers in this study were found to use their second job as a personal employability-strategy. We discuss multi-jobbing as late career labour market behaviour which averts the insecurities that come with job change.
-
-
-
Arbeidsmarktdiscriminatie gebeurt vaak onbewust
By Jaco Dagevos‘Your data suggest a moderate automatic preference for White People compared to Black People.’ Dit bericht verscheen na afronding van een door mij ingevulde Impliciete Associatietest (IAT). Deze test, die door iedereen op internet is te maken, is erop gericht om attitudes aan de oppervlakte te brengen die onbewust een rol spelen in opvattingen en oordelen over groepen. Ik blijk dus een gematigde voorkeur te hebben voor witte personen boven zwarte. Een belangrijk deel van zo’n test bestaat uit het categoriseren van positieve en negatieve woorden (zoals joy, pleasure, laughter versus awful, painful, hurt). In een eerste ronde staat in de linkerbovenhoek van het scherm ‘white people or good’ en in de rechterbovenhoek ‘black people or bad’. Er verschijnen foto’s van zwarte en witte personen en er verschijnen positieve en negatieve woorden. Deze moet je toedelen aan de juiste categorie. Vervolgens veranderen de categorieën: ‘white people or bad’ en ‘black people or good’, waarna je opnieuw foto’s van witte en zwarte personen en positieve en negatieve woorden moet toedelen.
-
-
-
‘Onboarden’ van nieuwe medewerkers: meer dan traditioneel investeren?
More Less‘Onboarding’ new employees: solely a matter of traditional investing?‘Onboarding’ new employees: solely a matter of traditional investing?
By reason of the increasingly flexible and transitional labour market, it seems relevant for organizations to optimize the introduction and integration of their new employees. According to management literature, organizations can succeed in this by investing in their onboarding process. This study focuses on how the Dutch Tax and Customs Administration introduces new employees. The central question is: ‘Do employees perform better and are they more committed as the Dutch Tax and Customs Administration invest in the onboarding process? This study includes an consideration of three important theoretical perspectives on attitude and behavior in organizations. An online questionnaire was conducted. 174 new employees that has been working within the Dutch Tax and Customs Administration for a maximum of 14 months are included in the sample. From several regression analyses it can be concluded that indirect investments are useful, the social embeddedness of new employees is both of positive and negative influence, the integration in the new organizational culture is positive if the culture is perceived as open and the way the first day is organized seems important.
-
-
-
Vrouwen in het management
Authors: Henk-Jan Dirven & Harry BieringsVan alle werkende vrouwen hadden in 2014 bijna vier op de honderd een managementfunctie. Dat is minder vaak dan bij mannen, van wie negen op de honderd manager waren. Dit hangt vooral samen met het feit dat de meeste vrouwen in deeltijd werken, zeker wanneer ze jonge kinderen hebben. Voltijdswerkende moeders met jonge kinderen zijn daarentegen juist relatief vaak manager, bijna net zo vaak als vaders.
-
-
-
Boekbesprekingen
Est, R. van & Kool, L. (red.) (2015). Werken aan de robotsamenleving: visies en inzichten uit de wetenschap over de relatie technologie en werkgelegenheid. Den Haag: Rathenau Instituut, 317 pp.
-
Volumes & issues
-
Volume 40 (2024)
-
Volume 39 (2023)
-
Volume 38 (2022)
-
Volume 37 (2021)
-
Volume 36 (2020)
-
Volume 35 (2019)
-
Volume 34 (2018)
-
Volume 33 (2017)
-
Volume 32 (2016)
-
Volume 31 (2015)
-
Volume 30 (2014)
-
Volume 29 (2013)
-
Volume 28 (2012)
-
Volume 27 (2011)
-
Volume 26 (2010)
-
Volume 25 (2009)
-
Volume 24 (2008)
-
Volume 23 (2007)
-
Volume 22 (2006)
-
Volume 21 (2005)