- Home
- A-Z Publications
- Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken
- Previous Issues
- Volume 35, Issue 1, 2019
Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken - Volume 35, Issue 1, 2019
Volume 35, Issue 1, 2019
-
-
Activering van werklozen in België en Nederland
Authors: Lander Vermeerbergen & Patricia van EchteltVoor de kerstvakantie viel in België de federale regering. Al snel volgde de vraag wat er diende te gebeuren met reeds besloten zaken. Hierbij werd vooral gedoeld op de beloofde maatregelen om de arbeidsmarkt te hervormen. Deze maatregelen werden in de zomer van 2018 gebundeld in een arbeidsdeal (De Morgen, 2018). Het betoog dat deze maatregelen ondersteunt is de krapte op de arbeidsmarkt. Het groeiend aantal banen gaat door de vergrijzing niet samen met een evenredige groei in het aantal personen op beroepsactieve leeftijd. De maatregelen hebben dan ook als opzet om de bevolking op beroepsactieve leeftijd te activeren. Een van de speerpunten van activering is het veranderen van het systeem van de werkloosheidsuitkeringen (De Tijd, 2018). Deze uitkeringen zouden nog meer degressief worden gemaakt: in de eerste maanden van werkloosheid krijgt men een hogere uitkering, daarna daalt de uitkering sneller. Met deze maatregel wenst de regering sneller werklozen te overtuigen om een baan te vinden.
-
-
-
Werkloze ouderen weer aan het werk?
Authors: Jan Dirk Vlasblom & Joop SchippersDe baanvindkansen van ouderen zijn aanzienlijk lager dan die van jongeren. In de discussies daarover wordt wel verwezen naar het feit dat ouderen niet bereid zouden zijn om werk te accepteren voor een lager inkomen dan ze hadden. In dit artikel laten we op basis van gegevens uit het SCP-arbeidsaanbodpanel zien dat werkzoekende ouderen wel degelijk hun inkomenseisen omlaag bijstellen en werk accepteren onder hun vorige inkomensniveau. Ook vertonen zij geen ander sollicitatiepatroon dan jongere werklozen. Uit onze resultaten blijkt bovendien dat een lagere inkomenseis niet leidt tot een hogere werkhervattingskans. Wel wordt die werkhervattingskans sterk (negatief) beïnvloed door de leeftijd van de werkzoekende. We concluderen daarom dat ouderen hun werkhervattingskans niet of nauwelijks kunnen beïnvloeden door lagere inkomenseisen te stellen of hun zoekintensiteit aan te passen.
-
-
-
Beloning van flexwerkers
Authors: Olga Skriabikova & Wendy SmitsIn dit artikel onderzoeken we in hoeverre de lonen van werknemers met een flexibel dienstverband afwijken van de lonen van werknemers met een vast dienstverband. We maken daarbij onderscheid tussen verschillende vormen van flexibele dienstverbanden. Voor het onderzoek maken we gebruik van de Enquête Beroepsbevolking 2014, verrijkt met informatie over lonen en bedrijfskenmerken uit het Stelsel van Sociaal Statistische Bestanden van het CBS. Eerst schatten we de ongecorrigeerde en gecorrigeerde loonkloof ten opzichte van werknemers met een vast dienstverband per type flexwerk. Vervolgens maken we een decompositie van de gecorrigeerde loonkloof naar persoons-, baan- en bedrijfskenmerken. Uit de resultaten blijkt dat de loonkloof voor flexwerkers ten opzichte van vaste werknemers sterk verschilt tussen diverse soorten flexibele werknemers. Deze verschillen zijn echter voor een groot deel te wijten aan de achtergrondkenmerken van verschillende groepen flexibele werknemers. Met name leeftijd speelt een grote rol. Na correctie voor achtergrondkenmerken resteert vooral voor uitzendkrachten een grote loonkloof ten opzichte van vaste werknemers.
-
-
-
Big Dienstverlening in het sociaal domein
More Less'Gemeenten moeten het gebruik van big data in het sociaal domein meer richten op dienstverlening en minder op risicobeheersing.'
-
-
-
Een verlaagde prijs als motief voor vakbondslidmaatschap voor jongeren?
Authors: Sam Delespaul & Nadja DoerflingerIn dit artikel wordt nagegaan wat de motieven zijn van jonge werknemers om vakbondslid te worden, en of een verlaging van de prijs van het lidmaatschap voor een extra stimulans kan zorgen. Het onderzoek maakt gebruik van een mixed methods design door een combinatie van expertinterviews en een elektronische vragenlijst, ingevuld door 218 jonge Belgische vakbondsleden die lid zijn via een verlaagde bijdrage. De resultaten wijzen erop dat jongeren zowel vanuit sociale motieven, zoals familieleden/vrienden die al lid zijn, als vanuit instrumentele motieven, zoals de dienstverlening van de vakbond, lid worden. De verlaagde bijdrage was slechts voor een minderheid van de respondenten een extra stimulans om lid te worden. Sommige instrumentele motieven, zoals toegang tot de werkloosheidsuitkering en opleidingsmogelijkheden, bleken voor meer kwetsbare groepen jongeren een grotere rol te spelen. Dit wijst erop dat jongeren een diverse groep met uiteenlopende behoeften zijn. Om meer jongeren aan te trekken zou de vakbond met deze diversiteit rekening moeten houden en dienstverlening op maat kunnen creëren.
-
-
-
Lekt de pijplijn nog steeds?
By Ans MerensHet aantal vrouwen in topfuncties groeit langzaam. In dit artikel wordt onderzocht of een relatief hoge uitstroom van vrouwen uit leidinggevende functies een mogelijke oorzaak daarvoor is. Op basis van de theorie van Kanter over de positie van vrouwen als tokens, organisatieculturen en statusdiscriminatie werd verondersteld dat vrouwelijke leidinggevenden vaker uitstromen dan mannen omdat zij vaker ontevreden zijn over hun positie. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is gebruikgemaakt van longitudinaal onderzoek met het Arbeidsaanbodpanel 2004-2016 van het Sociaal en Cultureel Planbureau. De resultaten van analyses laten zien dat de totale uitstroom van vrouwelijke en mannelijke leidinggevenden niet verschilt. Maar als vrouwen uitstromen, gaan zij vaker dan mannen over naar een functie waarin zij geen leiding meer geven. Het reservoir van vrouwen voor toekomstige topfuncties ('pijplijn') wordt daardoor kleiner. Ontevredenheid met het werk blijkt een determinant te zijn van uitstroom van leidinggevenden maar dit verschilt niet tussen vrouwen en mannen. Ontevredenheid over doorgroeimogelijkheden heeft noch effect op de uitstroom van alle leidinggevenden, noch op die van vrouwen en mannen. De hypotheses konden dus niet worden bevestigd.
-
-
-
Uitstroom uit flexbanen
Nederland kent een groeiend aantal flexwerkers. Dat maakt inzicht in welke flexwerkers een kwetsbare arbeidsmarktpositie hebben essentieel. Dit onderzoek beantwoordt de vraag in hoeverre persoonlijke factoren, werkkenmerken en het contracttype de uitstroom van flexwerkers naar een vast contract of naar een uitkeringssituatie beïnvloeden. Hiertoe is multinomiale logistische regressie toegepast op de data van 4733 flexwerknemers uit de NEA (Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden) van TNO en CBS en hun 5-jaar follow-up uitstroomgegevens uit het Sociaal Statistisch Bestand van het CBS. Eerder onderzoek naar arbeidsmarkttransities van flexwerkers richtte zich voornamelijk op demografische kenmerken, opleidingsniveau en formele baankenmerken, zoals sector. Dit onderzoek kijkt daarnaast ook naar de werk-privébalans, gezondheid, leerrijk werk en werkbelasting van flexwerkers.
De resultaten laten zien dat de relatieve kans op uitstroom naar een vaste arbeidsrelatie ten opzichte van langdurig verblijf in de flexibele schil groter is voor vrouwen, hoogopgeleiden en werknemers met een tijdelijk contract (in plaats van uitzend- en oproepkrachten). De relatieve kans op uitstroom naar de sociale voorzieningen ten opzichte van langdurig verblijf in de flexibele schil is groter voor vrouwen en ouderen. Daarnaast verhogen een slechte gezondheid, burn-outklachten en beperkte steun van de leidinggevende deze relatieve kans aanzienlijk. Meer aandacht voor het welzijn van flexwerkers in organisaties door de leidinggevende en betere begeleiding van flexwerkers met gezondheidsproblemen of burn-outklachten zijn dus belangrijke aangrijpingspunten bij het voorkomen van uitval op de arbeidsmarkt.
-
-
-
Arbeidsmarktpositie en gezondheid
By Hans KasperEr is in het algemeen een positieve samenhang tussen iemands gezondheid en het hebben van werk. Maar hoe luidt de specifieke samenhang tussen arbeidsmarktpositie (werkend, werkloos, arbeidsgehandicapt of gepensioneerd) en zijn/haar gezondheid? En hoe zijn verschillen te verklaren? Dit onderzoeken we aan de hand van het nieuwe concept Positieve Gezondheid. Daarin wordt een zestal domeinen van gezondheid onderscheiden (in tegenstelling tot de drie aspecten van de WHO-gezondheidsdefinitie).
Uit een internet-enquête onder 1.000 Nederlanders blijkt dat werkenden hun gezondheid als het beste beoordelen, gevolgd door gepensioneerden, arbeidsgehandicapten en werklozen. Het oordeel over de eigen gezondheid wordt in positieve zin vooral bepaald door het oordeel over de lichaamsfuncties (uit de WHO-definitie) en door twee nieuwe aspecten van Positieve Gezondheid: de kwaliteit van het leven en het kunnen verrichten van de dagelijkse bezigheden. Voor werklozen is het oordeel over de mentale functies ook van belang; voor arbeidsgehandicapten het oordeel over de sociaal-maatschappelijke participatie en het oordeel over de mentale functies.
Doelgroep-specifieke interventies zijn nodig om een zo goed mogelijke gezondheid te realiseren die de kans op een goede positie op de arbeidsmarkt vergroot.
-
-
-
Personeelsinkrimping bij Philips 1970-2002
More LessPhilips was een halve eeuw geleden de grootste particuliere werkgever in Nederland, met ongeveer 100.000 werknemers. Hiervan is tegenwoordig nog slechts een fractie over. Hoe deze inkrimping tot stand is gekomen, wordt hier voor de periode 1970-2002 nagegaan met behulp van personeelsjaarverslagen en andere rapportages van Philips. Bij Philips kwamen in de jaren zeventig inkrimpingen op gang, toen in een groot deel van het bedrijf te veel personeel beschikbaar bleek te zijn. Philips probeerde de overcapaciteit af te bouwen door minder werknemers in dienst te nemen dan er vanzelf vertrokken, en door werktijdverkorting. De instroom nam dus af, terwijl de uitstroom weinig veranderde. Verder vervulde het bedrijf zoveel mogelijk vacatures van binnenuit door detacheringen en overplaatsingen. In de jaren tachtig ging Philips de uitstroom stimuleren, onder meer door diverse vertrekregelingen voor oudere werknemers. Deze regelingen werden op ruime schaal benut, ook tijdens een grote bezuinigingsronde in het begin van de jaren negentig ('operatie Centurion'), toen Philips tevens door vertrekpremies het vrijwillig vertrek stimuleerde. In 1995-2002 nam Philips wat meer werknemers aan dan er vertrokken, maar de personeelssterkte bleef nog wel afnemen door afstoot van bedrijfsonderdelen. In de periode 1975-1994 realiseerde Philips forse personeelsinkrimpingen door het slechts gedeeltelijk aanvullen van het verloop en door vergroting van de uitstroom. De afsplitsing van bedrijfsonderdelen droeg er eveneens toe bij dat het aantal werknemers onder de Philips-cao in de loop van de tijd sterk is verminderd. De personeelsinkrimpingen van Philips waren omvangrijk en langdurig, maar in veel andere bedrijven hebben zich op een andere schaal en in een ander tempo min of meer vergelijkbare ontwikkelingen voorgedaan.
-
-
-
Verwachte baanvindduur van werklozen
More LessDe statistiek van de verwachte baanvindduur van werklozen biedt aanvullende informatie op de statistieken die het CBS al publiceert over werkloosheidsduren. Deze baanvindduur gaat over de verwachte baanvindduur van werklozen en is geschat aan de hand van een duurmodel. In deze bijdrage wordt uitleg gegeven over de manier waarop deze baanvindduren zijn samengesteld en hoe deze te gebruiken. Vervolgens worden de meest recente resultaten gepresenteerd.
-
-
-
Succesvol leiderschap: de kwaliteit van onderlinge relaties
More LessLeader-member exchange (LMX) theorie stelt dat leidinggevenden unieke relaties ontwikkelen met elk van hun ondergeschikten en dat naarmate de kwaliteit van die relatie beter is, medewerkers gemotiveerd zijn zich extra in te zetten en beter willen presteren. Om deze betere prestaties ook daadwerkelijk te realiseren heeft de medewerker veelal extra resources (hulpbronnen) nodig, zoals informatie, deskundigheid, fysieke goederen of hulp van collega's. Soms zal de leidinggevende over deze extra resources beschikken, maar in veel werksituaties functioneert de leidinggevende op afstand en is niet direct beschikbaar bij de uitvoering van werkzaamheden. Zo is dat ook bij de beroepsgroep die wij hebben onderzocht: verpleegkundigen werkzaam op een verpleegafdeling van een ziekenhuis. Het gaat dan bijvoorbeeld om taken als het voorbereiden van een patiënt op een ingrijpende operatie of het steunen van een patiënt die erg emotioneel is.
-
-
-
Waar is Arbeid gebleven?
By Kees VosHet ligt voor de hand om arbeid (respectievelijk werkgelegenheid) te beschouwen als de core business van de sociaaldemocratie. Toch is dat niet altijd zo geweest en is het nu niet meer zo. Aldus zou men de spanningsboog in het in 2017 verschenen boek van Leen Hoffman kort kunnen karakteriseren. In zijn boek beschrijft Hoffman het arbeids-, c.q. werkgelegenheidsbeleid zoals dat in de afgelopen eeuw door eerst de SDAP en vervolgens de PvdA is gevoerd. Bij de SDAP is er aanvankelijk vooral aandacht voor de socialisatie, 'de vermaatschappelijking van de voortbrenging'. Daarbij wordt al vroeg gekozen voor een socialisatie langs democratische weg. De revolutionaire actie van partijleider Troelstra in 1918 is dan ook niet meer dan een kort intermezzo, dat volgens sommige bronnen aan zijn 'zwakke zenuwgestel' te wijten was. Gedurende de daarop volgende jaren zijn de ideeën inzake de socialisatie uitgewerkt in een aantal belangrijke rapporten, onder andere ten aanzien van de bedrijfsorganisatie en de medezeggenschap. In veel opzichten is daarmee de basis gelegd voor de maatschappelijke instituties (PBO, SER, CPB, OR) zoals die na de Tweede Wereldoorlog verder vorm hebben gekregen. Van bijzondere betekenis is hier het in 1935 uitgebrachte Plan van de Arbeid, door Hoffman aangeduid als 'Het Plan'. Daarin wordt in reactie op de crisis van de dertiger jaren vol ingezet op bevordering van de werkgelegenheid, met als economische beleidsvisie vergroting van de overheidsuitgaven. Dit één jaar voor de verschijning van de General Theory van Keynes, dus nog net keynesianisme avant la lettre. In zijn boek besteedt Hoffman uitgebreid aandacht aan 'Het Plan', vooral ook omdat het nog lang na de Tweede Wereldoorlog bepalend is geweest voor het gedachtegoed van de PvdA. In feite heeft het tot de jaren zestig van de vorige eeuw geduurd voordat welvaart en werkgelegenheid op orde zijn gebracht. Het in 1963 onder aanvoering van Joop den Uyl uitgebrachte rapport Om de kwaliteit van het bestaan markeert vervolgens een accentverschuiving van maakbaarheid naar marktwerking. De genadeslag komt dan ten tijde van de paarse kabinetten. Terwijl veel van de maatschappelijke verworvenheden inmiddels zijn afgeschaft, kiest de PvdA nadrukkelijk voor een verschuiving naar het politieke midden, een keuze voor de 'Derde Weg'. Een keuze die door Wim Kok in zijn Den-Uyl-lezing van 1995 (min of meer) is aangeduid met 'het afschudden van de ideologische veren', maar in later jaren ook wel omschreven als een keuze voor een doodlopende weg. En toen kwamen de recessies van 2001 en 2008 en moest de PvdA onvoorbereid de crisis in. Voor Hoffman aanleiding voor het formuleren van een tienpuntenplan om de Arbeid weer terug te vinden. Aan een remake van 'Het Plan' heeft hij zich overigens niet willen wagen.
-
Volumes & issues
-
Volume 40 (2024)
-
Volume 39 (2023)
-
Volume 38 (2022)
-
Volume 37 (2021)
-
Volume 36 (2020)
-
Volume 35 (2019)
-
Volume 34 (2018)
-
Volume 33 (2017)
-
Volume 32 (2016)
-
Volume 31 (2015)
-
Volume 30 (2014)
-
Volume 29 (2013)
-
Volume 28 (2012)
-
Volume 27 (2011)
-
Volume 26 (2010)
-
Volume 25 (2009)
-
Volume 24 (2008)
-
Volume 23 (2007)
-
Volume 22 (2006)
-
Volume 21 (2005)