- Home
- A-Z Publications
- Gedrag & Organisatie
- Previous Issues
- Volume 24, Issue 3, 2011
Gedrag & Organisatie - Volume 24, Issue 3, 2011
Volume 24, Issue 3, 2011
-
-
Psychisch welzijn tijdens werkloosheid: de rol van persoonlijkheid en perceptie van tijdsstructuur
Authors: Hanne Lootens & Greet Van HoyePsychological well-being during unemployment: the role of personality and perception of time structurePsychological well-being during unemployment: the role of personality and perception of time structure
Gedrag & Organisatie, volume 24, September 2011, nr. 3, pp. 207-232.Unemployed people report lower levels of psychological well-being than employed individuals. However, when unemployed individuals perceive their use of time to be structured and purposive, this negative effect of unemployment on psychological well-being is reduced. This study investigated whether personality – as measured by the Big Five framework – determined the perception of time structure. In a sample of 231 Flemish unemployed people, we found that the more sense of purpose and present orientation individuals showed, the higher their psychological well-being was. Concerning the relation between personality and the perception of time structure, unemployed people with more openness to experience reported less sense of purpose. More conscientious individuals showed more sense of purpose, routine, organization, and present orientation. More neurotic individuals perceived less sense of purpose and present orientation. Finally, more neurotic unemployed individuals with more openness for experience showed lower psychological well-being, due to their lower perception of time structure.
-
-
-
Aan welke activiteiten van leidinggevenden hebben medewerkers vooral behoefte? Nieuwe onderzoeksresultaten en suggesties
Authors: J. Wim M. van Breukelen & Reinout E. de VriesWhat leadership activities do employees need from their supervisor? New research findings and suggestionsWhat leadership activities do employees need from their supervisor? New research findings and suggestions
Gedrag & Organisatie, volume 24, nr. 3, pp. 233-256.This article focuses on employees’ expectations and preferences about the behavior and activities of their direct supervisors. A sample of 304 employees working in four different organizations was asked which of 20 leader activities they needed personally, and which activities they considered neccesary for work unit performance in general. Both the series of items measuring the personal and general need for leadership could adequately be explained by one underlying dimension. The response patterns on the questions measuring the general need for leadership were more strongly associated with the employees’ work unit and organization than the response patterns for the personal need for leadership. In addition to the commonly used presentation of work unit averages and organization averages, graphical configurations based on multidimensional unfolding provided insightful information about individual and subgroup preferences. Research into employees’ general and personal need for leadership may result in usable information in determining organizational policy.
-
-
-
De webcamtest als voorspeller van professioneel gedrag
Authors: Marit R.E. Op de Beek, Janneke K. Oostrom & Marise Ph. BornThe webcam test as a predictor of professional behaviorThe webcam test as a predictor of professional behavior
Gedrag & Organisatie, volume 24, September 2011, nr 3, pp. 257-285.The webcam test is a new video assessment designed to measure social competencies. The main purpose of this study was to investigate the criterion-related validity of the webcam test and its incremental validity over and above a cognitive ability test, a personality questionnaire and a video-based situational judgment test. The sample consisted of 106 psychology students. In line with our expectations, the webcam test showed a significant correlation with the criterion professional behavior, a questionnaire about students’ motivation, chairmanship and preparation. Furthermore, the webcam test showed incremental validity over and above the other selection tests. Participants perceived the webcamtest as more face valid than the cognitive ability test and the personality questionnaire. However, the video-based situational judgment test was perceived as more face valid than the webcamtest. Limitations of this study and suggestions for further study are discussed.
-
-
-
Flexicurity gemeten. Een vragenlijst over flexibiliteit en zekerheid voor organisatie en werknemer
Authors: René Schalk & Sabine RaederFlexicurity assessed. A questionnaire for organizational and employee flexibility and securityFlexicurity assessed. A questionnaire for organizational and employee flexibility and security
Gedrag & Organisatie, volume 24, September 2011, nr. 3, pp. 286-303.Flexicurity, the balance between security and flexibility, is an important theme in Human Resource Management in Europe for employers as well as employees (Freese, Paauwe & Schalk, 2009). A questionnaire was developed to assess perceptions of employees on security and flexibility, a Dutch version of an original Swiss instrument (Raeder, Wittekind, Inauen & Grote, 2009). Data of two studies are used to examine the structure of the questionnaire with confirmatory factor analysis. In addition, hypotheses on the influence of on the one hand expected and offered flexibility and security, and on the other hand commitment, turnover intention, leadership perceptions and life satisfaction are tested. The structure of the questionnaire was confirmed. The results support the expected effects of perceptions of flexibility and security on commitment, turnover intention, leadership perceptions, and life satisfaction. Using the instrument can help organizations to adapt or innovate their HR policies.
-
-
-
Moeilijke beslissingen
More LessDifficult decisionsDifficult decisions
Gedrag & Organisatie, volume 24, September 2011, nr. 3, pp. 304-315.In the scientific literature, there is no consensus about the causes of (subjectively experienced) decision difficulty. It is important, however, to know more about this, because more resources are invested in difficult rather than easy decisions, because difficult decisions are associated with stress, and because decision difficulty affects people’s choice behavior. I present a theory about decision difficulty, which consists of two stages. In the first stage, the decision maker tries to uncover which of the alternatives is sufficiently distinct from other alternatives. In the second stage, the decision maker evaluates whether the favorite alternative in fact is good enough. This theory is illustrated with examples of field and laboratory research.
-
-
-
Mythes en Hypes in de A&O psychologie
Gedrag & Organisatie start een nieuwe reeks, waarvoor we auteurs uitnodigen een bijdrage te schrijven. Deze reeks gaat over mythes en hypes in de A&O psychologie.Volgens Van Dale is een mythe een gangbare, als onaantastbaar beschouwde, maar ongegronde opvatting. Binnen de A&O psychologie kan dit bijvoorbeeld gaan over een populaire (maar gefalsificeerde) theorie, een populair (maar invalide) meetinstrument of een populair (maar betekenisloos) concept. Een voorbeeld van een mythe zou de behoeftepiramide van Maslow (1943) kunnen zijn. De behoeftepiramide is nog altijd populair in cursussen en trainingen, terwijl er tot nu toe weinig bewijs is voor de centrale veronderstellingen van de theorie (zie Wahba & Bridwell, 1976). Een artikel binnen de reeks zou dus over de behoeftepiramide van Maslow kunnen gaan. Het zou ook kunnen gaan over populaire opvattingen, zoals ‘diversiteit is goed voor innovatie’, ‘ongestructureerde interviews zijn een goede manier om personeel te selecteren’ of ‘teambuilding verhoogt teamprestaties’. Ook populaire meetinstrumenten, zoals de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI; Myers & McCaully, 1985) of de Belbin Team Role Inventory (1981) zouden onderwerp van een artikel kunnen zijn.Een hype wordt door Van Dale gedefinieerd als iets nieuws dat tijdelijk sterk de aandacht trekt, maar weinig voorstelt. Te denken is aan een term, theorie, benadering of manier van werken die opeens zeer populair wordt, maar waarvan die populariteit ongegrond lijkt te zijn (zie Abrahamson, 1996). Een mooi voorbeeld van een hype – in de zin van een plotselinge populariteit – is het begrip emotionele intelligentie. Het begrip werd in 1983 geïntroduceerd door Payne (al zijn lang voor die tijd al soortgelijke constructen gesuggereerd), en werd in 1996 opeens zeer populair na het verschijnen van het boek Emotional intelligence van Daniel Goleman. Op dat moment ontbrak een empirische validatie van het concept grotendeels. Inmiddels zijn echter een aantal meetinstrumenten ontwikkeld en is er veel onderzoek verricht naar de houdbaarheid van de theorie. Een bijdrage in de reeks zou dus bijvoorbeeld kunnen gaan over emotionele intelligentie. Andere voorbeelden zijn ‘Het Nieuwe Werken’, ‘Mindfulness’ of ‘Talent Management’.De termen mythe en hype hebben een negatieve lading, en we gebruiken deze woorden bewust om wetenschappers en practitioners te prikkelen. Daarmee willen we niet suggereren dat alle ideeën, theorieën, benaderingen of meetinstrumenten die populair zijn, ook onzin zijn. De conclusie van een artikel kan dan ook zijn dat iets een mythe of hype lijkt, maar dat het idee wel degelijk hout snijdt.In een nieuwe reeks van Gedrag & Organisatie nodigen we auteurs uit om een bijdrage te schrijven over een bepaalde theorie, benadering, overtuiging of meetschaal die populair is in de praktijk of in de wetenschap. In de bijdrage gaat de auteur in op het betreffende concept, de theorie erachter en de meetinstrumenten die worden gebruikt (indien van toepassing). De auteur bespreekt deze zaken kritisch op basis van de wetenschappelijke evidentie. Het gaat dus uitdrukkelijk niet (alleen) om de mening van een auteur, maar vooral over de houdbaarheid in het licht van wetenschappelijk onderzoek. Uiteindelijk resulteert dit in een conclusie over de wetenschappelijke houdbaarheid en bruikbaarheid in de praktijk van de A&O psychologie.De bijdragen mogen relatief kort zijn (ongeveer 1000 woorden), maar langere bijdragen zijn eveneens welkom. Iedere bijdrage ondergaat de normale review-procedure, waarbij experts hun oordeel geven over de geschiktheid van de bijdrage voor publicatie in GenO.De redactie bestaat uit Bernard Nijstad, Reinout de Vries en Annet de Lange. Bijdragen kunnen rechtstreeks worden gestuurd naar de redactie van de reeks: [email protected]
-
Volumes & issues
-
Volume 37 (2024)
-
Volume 36 (2023)
-
Volume 35 (2022)
-
Volume 34 (2021)
-
Volume 33 (2020)
-
Volume 32 (2019)
-
Volume 31 (2018)
-
Volume 30 (2017)
-
Volume 29 (2016)
-
Volume 28 (2015)
-
Volume 27 (2014)
-
Volume 26 (2013)
-
Volume 25 (2012)
-
Volume 24 (2011)
-
Volume 23 (2010)
-
Volume 22 (2009)
-
Volume 21 (2008)
-
Volume 20 (2007)
-
Volume 19 (2006)
-
Volume 18 (2005)
-
Volume 17 (2004)