- Home
- A-Z Publicaties
- Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken
- Previous Issues
- Volume 32, Issue 4, 2016
Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken - Volume 32, Issue 4, 2016
Volume 32, Issue 4, 2016
-
-
Amerikaanse toestanden
Door Kees VosAmerikaanse toestanden. De laatste maanden hebben we daar volop van kunnen genieten. Wie heeft niet de beelden van een bizarre verkiezingscampagne op het netvlies. Met bovendien een ondenkbare ontknoping op 9 november. Een ontknoping met vervolgens beelden van een verscheurde natie. Amerikaanse toestanden als voorbode voor Nederland? Onze eigen verkiezingen komen er aan en intussen zijn de campagnes al losgebarsten. Nu maar afwachten hoe zich dat alles hier ontwikkelt. Vanzelfsprekend is het voor een periodiek als TvA ondoenlijk om alle actualiteit op de voet te volgen. Daarom eerst maar een blik in het nabije verleden.
-
-
-
Anders polderen – Lange termijn hervormingsbeleid in de veel-partijen-overlegeconomieMet dank aan Midas Dutij voor algemene onderzoeksassistentie en aan Hans Schwartz voor zijn hulp bij de analyse van het Onderwijsakkoord.
Auteurs: Marc van der Meer & Anton HemerijckDe afgelopen jaren is de publieke ruimte van overleg tussen de regering en het maatschappelijk middenveld nieuw leven in geblazen. Dat is een belangrijke verklaring voor het opmerkelijk succes van het tweede kabinet-Rutte – een de facto minderheidskabinet – dat tegen de algemene verwachtingen in voor het eerst sinds het eerste kabinet-Kok (1994-1998) zijn termijn volledig zal uitzitten. Hierbij is een beroep gedaan op nieuwe vormen van sociaaleconomisch overleg. In het kielzog van het Sociaal Akkoord (het zgn. Mondriaan-akkoord) van april 2013 zijn de afgelopen periode hervormingsafspraken gemaakt op zeer verschillend beleidsdomeinen: het onderwijs, de woningmarkt, de gezondheidszorg, de industriepolitiek, en het energiebeleid. Bij de onderhandelingen over deze akkoorden, die worden gekenmerkt door een mix van bezuinigingen, compenserend sociaal beleid en investeringen, waren veel maatschappelijke organisaties betrokken, meer dan de gebruikelijke vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers, alsook op sommige momenten de 'constructieve oppositie', in antwoord op de uitdagingen van strategische onzekerheid in economie, politiek, en maatschappij. De politieke paradox van deze praktijk van ad hoc, niet-hiërarchisch, en zeer gevarieerd cumulatief overleg en onderhandelingen met open, onzekere uitkomsten, is dat een kabinet met een smalle machtsbasis in een uiterst volatiel maatschappelijk vaarwater, in staat is geweest om een transformatieve hervormingsagenda te realiseren. De toekomst van deze nieuwe vorm van overleg is onzeker en enkele leidende vragen met betrekking tot bijvoorbeeeld de verhouding van vaste en tijdelijke banen op de arbeidsmarkt en de regionalisering van het arbeidsmarktbeleid zijn nog niet opgelost, maar een alternatief heeft zich nog niet aangediend.
-
-
-
Een nieuwe koers voor het poldermodel?
Door Paul de BeerDe kracht van een corporatistisch systeem, zoals het Nederlandse, is dat de sociale partners medeverantwoordelijkheid dragen voor het vormgeven en uitvoeren van het (sociaaleconomisch) overheidsbeleid. Het beleid wordt dus niet top-down opgelegd aan de sociale partners, met het risico dat zij zich ertegen verzetten en de effectieve uitvoering van het beleid tegenwerken, maar komt in overleg met die partners tot stand, zodat zij er medeverantwoordelijk voor zijn. Hierdoor valt te verwachten dat zij ook meewerken aan de uitvoering van dat beleid. In een corporatistisch systeem kan sociaaleconomisch beleid dus in het algemeen rekenen op meer maatschappelijk draagvlak, terwijl de uitvoering van het beleid effectiever is.
-
-
-
Succes van instituties is mensenwerk
Door Ronald de LeijWetenschappelijke beschouwingen van 'de Nederlandse polder’ concentreren zich vrijwel zonder uitzondering op het presteren van de polder-instituties en verklaren de uitkomsten op basis van die instituties. Waarmee de indruk wordt gewekt alsof de mensenhanden waarvan die instituties zich noodgedwongen bedienen, enkelvoudig door die instituties worden geleid. Prestaties van individuen worden zo 'opgetild' tot prestaties van instituties, waarbij de prestatievariatie (de prestaties kunnen zowel positief als negatief zijn) uit omstandigheden wordt verklaard. Zó wordt de polder tot 'model'.
Op grond van de dwingende overweging dat ik bij vervanging van mijn brein (anders dan bij vervanging van mijn hart, longen, nieren, lever, enzovoort) door het brein van een ander mijzelf niet meer zal zijn, koester ik grote sympathie voor Dick Swaabs stelling dat wij (de mens) ons (zijn) brein zijn (is). Ik heb geen vrije wil tegenover mijn brein omdat 'ik' tegenover mijn brein eenvoudigweg niet besta. Maar dat ontzegt mij geenszins de vrijheid om binnen het kader van een institutie naar eigen inzicht, wens en verlangen te handelen – een vrijheid waarvan zowel geslaagde als mislukte huwelijken getuigen. Net zoals baanbrekende en verstarrende cao's.
Instituties zijn behulpzaam bij, maar garanderen geen uitkomsten. De uitkomsten die bereikt worden, zijn mensenwerk. Niet alleen per definitie, maar ook naar hun aard. En juist aan werkelijk positieve uitkomsten kunnen die instituties behoorlijk in de weg staan. Het Akkoord van Wassenaar (november 1982) was een baanbrekend akkoord dat eerder ondanks dan dankzij de instituties gesloten werd. Het 'Mondriaan Akkoord' (sociaal akkoord van april 2013) daarentegen is geenszins baanbrekend en vooral tot behoud van de instituties tot stand gekomen. Het verschil zit in mensen en bij uitstek in de mensen die de instituties 'gezicht' geven. Zij moeten het maar net met elkaar treffen. En áls ze dat doen, is de uitkomst voor de samenleving niet eens per definitie positief.
-
-
-
Een onvoorwaardelijk basisinkomen of een basisbaan?
Meer MinderDit artikel houdt de argumenten voor en tegen een Onvoorwaardelijk Basis Inkomen (OBI) van € 970 voor iedereen boven de 18 jaar tegen het licht en raamt de tentatieve kosten. Na aftrek van besparingen op diverse uitkeringen die het OBI vervangt, blijkt dat er (netto) circa € 107 miljard extra geld nodig is voor een OBI, hetgeen neerkomt op circa 43% van de Rijksbegroting. Tevens komt een aantal serieuze ethische kwesties omtrent het OBI aan de orde. Alles afwegende komt dit artikel tot de conclusie dat ter bestrijding van structurele werkloosheid en armoede meer gerichte maatregelen de voorkeur verdienen boven een generieke maatregel als een OBI. Een interessante optie is in dit verband de eerdere suggestie van Muysken c.s. om uitkeringsgerechtigden recht te geven op een 'basisbaan' tegen het minimumloon, gefinancierd door de collectieve sector. Voor een veel lager bedrag dan de kosten van een OBI kunnen met basisbanen maatschappelijk zinvolle activiteiten worden verricht door mensen die op de reguliere arbeidsmarkt kansloos zijn.
-
-
-
Moeten de verantwoordelijkheden voor sociaal ondernemingsbeleid op de schop?
Door Erik de GierOp het eerste gezicht lijkt dit wellicht een merkwaardige vraag. Bij nadere beschouwing is er echter alle aanleiding nader te reflecteren op deze vraag.
-
-
-
Verlichte en minder verlichte ondernemers
Door Peter SmuldersOndernemers moeten meer verantwoordelijkheid krijgen voor het sociale beleid van hun bedrijf. Erik de Gier gaat ervan uit dat dat goed is voor de arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Hij verwijst naar verlichte werkgevers die zo'n 100 jaar geleden in de Verenigde Staten, Engeland, Duitsland en ook Nederland een uitgebreid sociaal beleid introduceerden in hun bedrijven, niet zelden naar volle tevredenheid van hun werknemers.
-
-
-
Afgestudeerd en dan?
Auteurs: Lisanne van Koperen & Ton van MaanenDeze studie poogt een antwoord te geven op de vraag of een parttime baan bij de start op de arbeidsmarkt de kansen op een volledige baan vijf jaar na afstuderen negatief beïnvloedt. Ook de gezinssituatie heeft effecten op de arbeidscarrière. Vrouwen kiezen vaak nog voor een 'traditionele' loopbaan die naast betaalde arbeid gericht is op gezins- en zorgtaken. Tevens wordt nagegaan in hoeverre het hebben van een partner of kind de kansen op bepaalde arbeidsmarktposities beïnvloedt.
Het onderzoek is uitgevoerd met gegevens van het CBS onder ruim 500.000 afgestudeerden in de periode 2005-2009. Uit het onderzoek blijkt dat een start als parttime werkende gunstiger is dan een start als niet-werkende, maar minder gunstig dan een start als fulltime werkende. Bovendien wijzen de analyses uit dat de gezinssituatie een modererend effect heeft op de loopbaan. Zo verhoogt het hebben van een partner na de vijfjaarperiode de kans op voltijd werk. Daarentegen verlaagt het hebben van een kind na vijf jaar bij vrouwen de kans op voltijd werk. Daarnaast spelen leeftijd, opleiding en herkomst een significante rol in het hebben van deeltijd werk of voltijd werk na de periode van vijf jaar.
-
-
-
Onderbenutting van arbeid: aanvullende indicatoren
Door Harry BieringsDe bekendste en meest geciteerde maat voor het onbenut arbeidsaanbod op de arbeidsmarkt is het werkloosheidspercentage. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) brengt echter ook andere indicatoren van het onbenut arbeidsaanbod in kaart en geeft daarmee een vollediger beeld. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om groepen die in vergelijking met werklozen niet beschikbaar zijn voor werk of niet naar werk zoeken. In deze bijdrage worden deze aanvullende indicatoren voor het onbenut arbeidsaanbod in Nederland gepresenteerd als een percentage van het totale arbeidsaanbod en worden deze indicatoren internationaal vergeleken.
-
-
-
Boekenrubriek
Auteurs: Wout Buitelaar, Kees Vos & Rudi WielersDit boek beoogt in feite een contrast te leveren tegenover wat De Gier noemt de huidige a-historische hoofdstroom van de moderne Human Resources-benadering. Het is niet alleen een contrast, maar ook een aanvulling op HRM geworden. Hij beschrijft, zowel gedetailleerd als overzichtelijk, 'social engineering van werk en leven' in het opkomend kapitalisme. Tegelijk stelt hij ter afsluiting HRM de vraag wat te leren van dat verleden in termen van sociaal beleid als combinatie van de verantwoordelijkheid van bedrijf, staat en individu, gericht op de kwaliteit en zekerheid van werk en bestaan. Een vraag die eigenlijk een opdracht is aan en een stimulering van HRM.
-
-
-
Auteursregister 2016
Akkerman, A., zie Houten, G. van, Akkerman, A., Sluiter, R., Jansen, G., Vermeylen, G.
-
Volumes & issues
-
Volume 40 (2024)
-
Volume 39 (2023)
-
Volume 38 (2022)
-
Volume 37 (2021)
-
Volume 36 (2020)
-
Volume 35 (2019)
-
Volume 34 (2018)
-
Volume 33 (2017)
-
Volume 32 (2016)
-
Volume 31 (2015)
-
Volume 30 (2014)
-
Volume 29 (2013)
-
Volume 28 (2012)
-
Volume 27 (2011)
-
Volume 26 (2010)
-
Volume 25 (2009)
-
Volume 24 (2008)
-
Volume 23 (2007)
-
Volume 22 (2006)
-
Volume 21 (2005)