- Home
- A-Z Publicaties
- Queeste
- Previous Issues
- Volume 26, Issue 2, 2019
Queeste - Volume 26, Issue 2, 2019
Volume 26, Issue 2, 2019
-
-
Kneel devoutly and cry hot tears
Door Joanka van der LaanSamenvattingDit artikel levert een bijdrage aan het onderzoek naar de rol van het lichaam en emotie in de devotionele praktijk van de late middeleeuwen. Centraal staan drie gedrukte Middelnederlandse devotionele teksten, het Boecxken vander biechten geschreven door Godscalc Rosemondt, de Kerstenspiegel geschreven door Dirk Coelde van Münster, en de Fasciculus mirre geschreven door een anonieme Franciscaanse Observant. Deze boekjes vragen de lezer om bepaalde lichamelijke houdingen aan te nemen tijdens hun devotionele oefeningen, houdingen die hen helpen bij het ontwikkelen van de gewenste of gepaste emotionele, spirituele en mentale attitudes. Opvallend is dat deze oefeningen, alhoewel geworteld in de praktijk van religieuzen, expliciet toegankelijk worden gemaakt voor leken. Van essentieel belang hierbij is het performatieve karakter van deze werken. Ze roepen de lezer op tot het (her)creëren van voorstellingen, die een beroep doen op de verbeelding, emoties stimuleren en het lichaam integraal betrekken. Op deze manier wordt een religieuze habitus ontwikkeld, een manier van zijn en handelen die verder ontwikkeld en toegepast wordt bij en door deelname aan andere religieuze activiteiten.
-
-
-
Immersive play
Door Frits ScholtenSummaryDeze bijdrage onderzoekt het gebruik van een groep laatgotische devotionalia uit de Noordelijke Nederlanden, in buxushout gesneden microsculpturen. Het merendeel van deze privédevotiekunst betreft zogenaamde gebedsnoten – bolletjes ter grootte van een pingpongbal – die in twee helften kunnen worden geopend. Elke zijde bevat een uiterst minuscule religieuze voorstelling, waaromheen verklarende of introducerende Latijnse inscripties zijn aangebracht, die de gelovige aanzetten tot meditatie. Sommige gebedsnoten nodigen de gebruiker expliciet uit tot deelname aan een speelse, meditatieve speurtocht in hun binnenzijde, andere impliciet door middel van ingebouwde spel- en puzzelachtige elementen.
Door hun minieme schaal en grote detailrijkdom bewerkstelligen deze onvoorstelbaar kleine taferelen dat de gebruiker zich gemakkelijk kan verliezen in de ontrafeling van deze visuele puzzel en, al mediterend, in een staat van mentale verzinking (‘immersion’) kan belanden waarbij het gevoel voor tijd verloren raakt. Psychologische experimenten hebben inderdaad het verband aangetoond tussen schaal en ervaring van tijd: de tijdsbeleving blijkt te worden gecomprimeerd ten opzichte van ‘real time’ met een ratio die gelijk is aan verhouding van de schaal tot de werkelijke ruimte. Als een persoon zich concentreert op een voorstelling in een ruimte met schaal 1:6, worden dertig minuten werkelijke tijd ervaren als slechts vijf minuten.
Het volledig opgaan in de esthetische illusie van het devotietafereel in de gebedsnoot vraagt van de gebruiker deelname aan een ‘game of make-believe’, zoals Kendall Walton dit proces beschreef. Het is een vorm van psychologische overgave in een rollenspel waarbij de gebedsnoot rekwisiet is. Tijdens dit spel van ‘make-believe’ wordt het religieuze tafereel even ‘werkelijkheid’, net zoals een pop dat kan zijn voor een spelend kind.
Het hier gesuggereerde verband tussen devotie en spel lijkt verrassend, maar in de Middeleeuwen waren beide nauw verbonden. Ludus creëerde een vrije ruimte met eigen regels – een tovercirkel, aldus Huizinga in zijn Homo ludens – om ongedwongen te mediteren, memoriseren, reflecteren. Huizinga’s spelconcept en Walton’s ‘game of make-believe’ liggen dichtbij elkaar: beide beschrijven een mentale en fysieke staat van verzinking die wordt veroorzaakt door zich over te geven aan het spel. Recentelijk werd bovendien overtuigend betoogd dat er ook een biologisch verband bestaat tussen spel, mentale verzinking en esthetische illusie. In het gebruik van de hier beschreven devotionalia komt dit drietal elementen effectief samen.
-
-
-
Een nieuwe tekstgetuige van de Historie van Troyen van Jacob van Maerlant
Door Remco SleiderinkSummaryA hitherto unknown fragment of Jacob van Maerlant’s Historie van Troyen has been discovered in the binding of a composite volume of three post-incunables in the library of the Abbey of Berne in Heeswijk-Dinther, Netherlands. It is the nineteenth text witness of Maerlant’s text, which was already known as the most widely spread chivalric story in Middle Dutch, although only one complete manuscript has survived. This article offers a first edition of the tiny fragment (25 incomplete lines on each side) and discusses its variants in comparison with the complete manuscript and one other fragment with which it shows overlap. The new fragment seems to be the only known remnant of this manuscript, which probably had three columns per page (56 lines each). The form of the letters suggests that it dates from the first quarter of the fourteenth century, which makes it the third-oldest text witness of the Historie van Troyen. The linguistic characteristics of the verses suggest that this manuscript was written in the county of Flanders.
-