- Home
- A-Z Publicaties
- Tijdschrift voor Taalbeheersing
- Previous Issues
- Volume 33, Issue 1, 2011
Tijdschrift voor Taalbeheersing - Volume 33, Issue 1, 2011
Volume 33, Issue 1, 2011
-
-
De reis van een verdachteverklaring
Door Martha KomterIn de politieverhoorkamer worden stukken opgesteld die in latere fases van het strafproces worden gebruikt. Wat verdachten tegen de politieverhoorder zeggen wordt ter plekke opgeschreven en daarna opgeborgen in het dossier, om uiteindelijk terecht te komen op het bureau van de rechter. In dit stuk zal ik ten eerste beschrijven hoe de gesproken taal in het politieverhoor wordt omgevormd tot schriftelijk stuk (het proces-verbaal), en ten tweede hoe deze processen-verbaal worden aangehaald door rechters in de rechtszaal. Het politieverhoor is er ten dele op gericht om te worden opgeschreven. Het verhoor loopt vooruit op het procesverbaal, en het proces-verbaal loopt vooruit op het toekomstig gebruik ervan. Hoewel een verdachtenverklaring in interactie wordt opgesteld, is daarvan niets meer te merken in het proces-verbaal, omdat dit p-v is geformuleerd als “ikmonoloog”. De handelingen van verhoorder en verdachte zijn gedecontextualiseerd, omdat het niet meer duidelijk is wat de verdachte uit zichzelf heeft gezegd, of wat de verdachte heeft gezegd op (nadrukkelijke) uitnodiging van de verhoorder. Rechters behandelen de schriftelijke teksten uit het dossier als onproblematische weergaven van wat de verdachte heeft gezegd in eerdere verhoren. Zij recontextualiseren the verdachtenverklaringen door ernaar te verwijzen en door ze te citeren in hun interactie met de verdachte. Zo verkrijgen verdachtenverklaringen nieuwe betekenissen door de nieuwe interactionele omgeving waarin ze een rol spelen. Hoe rechters verwijzen naar de informatie in het dossier laat zien hoe ze de zaak behandelen en hoe ze de rechtszitting organiseren. De verdachtenverklaring is niet alleen een tekst waar contextuele elementen uit zijn verwijderd en aan zijn toegevoegd, maar ook een tekst die, door zijn interactionele inbedding, betekenis verleent aan de gebeurtenissen, en op deze manier zelf een deel van de context wordt.
-
-
-
Citaten in requisitoir en pleidooi: een retorische structuur
Door Petra SneijderIn rechtszittingen in Nederland formuleren de officier en de advocaat in een strafzaak hun requisitoir en pleidooi op een wijze die ertoe moet bijdragen de rechters te overtuigen van hun perspectief op de strafbare feiten. Beide partijen maken daarbij gebruik van geschreven documenten en ongeschreven teksten, zoals het politiedossier en de ondervraging van de verdachte door de rechter tijdens de zitting. Wanneer officieren en advocaten verwijzen naar deze eerdere uitspraken maken zij veelal gebruik van citaten in directe rede. In dit artikel maak ik gebruik van inzichten uit de conversatieanalyse en de discursieve psychologie om te achterhalen hoe deze citaten gebruikt worden om een standpunt te presenteren. Ik zal demonstreren hoe directe citaten worden ingebed in een driedelige retorische structuur en beschrijven welke handelingen de officier en advocaat verrichten in elk component van deze structuur. Deze activiteiten van de professionals laten hun verschillende taken in de rechtszaal zien.
-
-
-
Lezen, kijken luisteren; de invloed van de (audiovisuele) techniek op de informatieoverdracht in het Nederlandse strafproces
Door Marieke DubelaarKenmerkend voor het Nederlandse strafproces is de grote betekenis van het papieren procesdossier voor de wijze van procederen en de rechterlijke oordeelsvorming. Veel van de besluitvorming geschiedt op basis van de schriftelijke stukken neergelegd in het dossier. Als gevolg van de opkomst van de audiovisuele techniek is de vorm waarin informatie aan de rechter wordt aangeboden aan het veranderen, in de zin dat de rechter in toenemende mate wordt geconfronteerd met beeld- en geluidsmateriaal. De inzet van de audiovisuele techniek kan een verbetering betekenen voor de kwaliteit van de strafrechtspleging, doordat de rechter meer rechtstreekse toegang krijgt tot de bewijsbronnen. In het licht van de bestaande papieren procescultuur en de gebreken die daaraan kleven, is het aannemelijk dat in Nederland de voordelen van rechtstreekse kennisname zwaarder wegen dan de potentiële nadelen die met de blootstelling aan beelden en geluiden gepaard kunnen gaan. Niettemin is het wenselijk dat nader onderzoek wordt verricht naar de wijze waarop vorm van de informatieoverdracht de waardering en besluitvorming in het strafproces beïnvloedt, mede met oog op de vraag of de inzet van nieuwe technieken wettelijke normering behoeft.
-
-
-
Waar zijn toch die precedenten? Over een impliciete intertekstualiteit
Door Paul van den HovenEen rechter moet in zijn of haar motivering de ruwe feiten onder een rechtsregel brengen. Dat vergt interpretatie. Een consequentie van de waarden van rechtsgelijkheid en rechtseenheid is dat rechters zich bij zulke interpretatieve handelingen oriënteren op wat collega’s, met name ook ‘hogere’ collega’s hebben gedaan. Menen ze dat hun zaak vergelijkbaar is, dan is dat een krachtig argument om ook vergelijkbaar te beslissen. Menen ze dat de zaak contrair ligt, dan is dat een krachtig argument om anders, wellicht zelfs tegengesteld te beslissen. Men zou dus bij het passen van de ruwe feiten onder een regel in de lagere rechtspraak veel analogie of a contrario argumenten verwachten waarin de onderhavige casus met eerdere casus wordt vergeleken. Maar het tegendeel is het geval. In slechts 4 van de 100 uitspraken komt een expliciete argumentatie van dat type voor, terwijl maar in 17 van de 100 uitspraken enige expliciete referentie naar andere uitspraken voorkomt. Er is geen duidelijke verklaring waarom in deze 17 gevallen wel en in vele vergelijkbare gevallen niet wordt verwezen. De conclusie lijkt te moeten zijn dat hier in strijd met de verwachting sprake is van een impliciete en waarschijnlijk ook zeer indirecte vorm van intertextualiteit.
-
-
-
De balans vanuit de praktijk
Auteurs: Stijn Franken & Jan BoksemBij de totstandkoming van het Wetboek van Strafvordering was het, zo blijkt uit verschillende strafvorderlijke bepalingen en uit de wetsgeschiedenis, de bedoeling dat het zwaartepunt van het strafproces bij het onderzoek ter terechtzitting ligt (Groenhuijsen en Knigge, 2001). Dat wat relevant kan zijn voor de beantwoording van de bewijsvraag behoort volgens de wetgever in die dagen zo veel als mogelijk ter terechtzitting, ten overstaan van de strafrechter die vonnis of arrest wijst, te worden gepresenteerd. Aan dit zogenoemde onmiddellijkheidsbeginsel ligt de gedachte ten grondslag dat het de waarheidsvinding ten goede komt indien de rechter direct wordt geconfronteerd met de verdachte en met getuigen en deskundigen: hij kan zich op die manier een goed oordeel vormen over de betrouwbaarheid van de door hen afgelegde verklaringen. Daarnaast draagt het beginsel bij aan de verwezenlijking van de ambitie van een eerlijk proces. De verdediging kan dan immers ook vragen stellen aan getuigen en deskundigen, en op hun verklaringen onmiddellijk reageren.
-
Most Read This Month
Most Cited Most Cited RSS feed
-
-
Fatale spelfouten?
Auteurs: Frank Jansen & Daniël Janssen
-
- More Less