- Home
- A-Z Publications
- Pedagogiek
- Previous Issues
- Volume 32, Issue 1, 2012
Pedagogiek - Volume 32, Issue 1, 2012
Volume 32, Issue 1, 2012
-
-
De ontwikkeling van probleemgedrag bij pleegkinderen: een Vlaams longitudinaal onderzoek
SamenvattingDe meeste pleegkinderen hebben gedragsproblemen. De verwachting bestaat dikwijls dat het probleemgedrag zal afnemen als gevolg van de pleegzorgplaatsing. In de meeste studies neemt het probleemgedrag echter toe of blijft het stabiel. Onderzoek naar de ontwikkeling van probleemgedrag bij pleegkinderen is beperkt. In dit artikel rapporteren we over een longitudinaal onderzoek bij 49 pleegkinderen naar het verband van globale, contextuele, familiale en kindfactoren met een toename of een afname van het probleemgedrag. Na twee jaar hadden 18 pleegkinderen meer, 23 pleegkinderen evenveel en 8 pleegkinderen minder probleemgedrag. Een toename was voornamelijk geassocieerd met het gebruik van negatieve opvoedingsstrategieën door de pleegmoeders. Een afname hield verband met meer ondersteunende opvoeding. Ondersteuning van pleegouders met het oog op een vermindering van het gebruik van negatieve opvoedingsstrategieën en een versterking van de ondersteunende opvoeding zou kunnen bijdragen aan een vermindering van het probleemgedrag bij pleegkinderen.
-
-
-
Gerelateerde ontwikkeling van externaliserend gedrag en opvoedgedrag bij kinderen en adolescenten
Authors: Amaranta de Haan, Peter Prinzie & Maja DekovićSamenvattingDeze studie onderzocht hoe agressief/regeloverschrijdend gedrag en overreactief/ warm opvoedgedrag zich gezamenlijk ontwikkelen van de kindertijd tot in de adolescentie (9-17 jaar). Externaliserend gedrag is gemeten met moeder-/vaderrapportages van de Child Behavior Checklist (N=516). Overreactieve discipline is gemeten met zelfrapportages van de Parenting Scale, warmte met zelfrapportages van de Parenting Practices Questionnaire. Alle instrumenten zijn drie keer in zes jaar tijd afgenomen. De ontwikkelingstrajecten zijn bestudeerd door middel van versneld longitudinale latente groeimodellen. Resultaten suggereren dat, hoewel jongens op negenjarige leeftijd meer externaliserend gedrag vertoonden dan meisjes, jongens en meisjes evenveel stegen in regeloverschrijdend gedrag en daalden in agressief gedrag. Moeders en vaders toonden enigszins ander opvoedgedrag bij jongens dan bij meisjes. Associaties waren specifiek voor de typen externaliserend gedrag en opvoedgedrag, maar niet voor meisjes en jongens, of moeders en vaders. Beginniveaus van agressie waren gerelateerd aan veranderingen in opvoedgedrag, en vice-versa. Veranderingen in externaliserend gedrag waren geassocieerd met veranderingen in opvoedgedrag. De resultaten duiden op wederkerige effecten tussen de ontwikkeling van externaliserend gedrag en opvoedgedrag.
-
-
-
Een beslissende levensfase: over de institutionalisering en professionalisering van de zorg voor jonge kinderen
More LessSamenvattingOveral in de Westerse wereld verhoogden kindwetenschappers omstreeks 1930 hun inspanningen om de vroege kindertijd te institutionaliseren. In Nederland kwam in 1929 een Congres voor Kleuterzorg bijeen op initiatief van jeugdartsen die verontrust waren over de hoge mortaliteit en morbiditeit onder jonge kinderen. Daar gaf men het startsein voor een proces van professionalisering van de zorg voor deze leeftijdsgroep. In dit artikel staat de vraag centraal welke zorgen dit proces hebben aangedreven en welke instituten en technieken zijn bevorderd door pioniers op dit terrein. In de crisisjaren zijn weinig nieuwe instituten tot stand gekomen, maar oude zijn aangepast aan de behoeften van kleuters, zoals consultatiebureaus en gezondheidskolonies. Elk van deze voorzieningen groeide snel. Tabellen, grafieken en toezicht op groei en ontwikkeling werden belangrijke technieken. Naarmate de fysieke gezondheid van kleuters verbeterde, verschoof de belangstelling naar geestelijke gezondheid en ontwikkeling. Het bevorderen van de gezondheid bleef het centrale doel. De ontwikkelingspsychologie en psychoanalyse inspireerden tegelijkertijd tot een kijk op de vroege kindertijd als een van crisis en risico’s. Daardoor raakten experts er in toenemende mate van overtuigd dat jonge kinderen beter af waren in instellingen als dagverblijven en kleuterscholen dan thuis, een tendens die direct na de Tweede Wereldoorlog zou omkeren.
-
-
-
Pedagogische ondersteuning en de spilfunctie van het CJG. Uitdagingen voor gemeenten en professionals
Authors: Marjolein Distelbrink & Trees PelsSamenvattingNederlandse Gemeenten hebben de taak ouders en jeugdigen te bereiken met laagdrempelige opvoed- en opgroeisteun. Wat zijn uitdagingen die ze daarbij tegenkomen? Hoe ontwikkelt zich het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG), dat hierin een centrale rol dient te spelen? In dit artikel bespreken we bevindingen uit een praktijkgericht onderzoek naar de ontwikkeling van het CJG in Amsterdam. Drie verbeterpunten lijken cruciaal voor het functioneren van het CJG, punten die in de praktijk echter ook dilemma’s opleveren: het ontwikkelen van een visie op de pedagogische opdracht van het CJG, laagdrempelig werken en een structurele samenwerking met het voorveld van mensen en organisaties die dichtbij de gezinnen en jeugdigen staan. Juist door explicitering van en discussie over uitgangspunten kan het CJG zijn spilfunctie beter waarmaken.
-