- Home
- A-Z Publicaties
- KWALON
- Previous Issues
- Volume 14, Issue 1, 2009
KWALON - Volume 14, Issue 1, 2009
Volume 14, Issue 1, 2009
-
-
Is dat wel zo'n goed idee, debatteren?
Door Adri SmalingDe wetenschapsfilosoof David Hull (1988) ziet coöperatie en competitie als twee intrinsieke kenmerken van wetenschapsbeoefening. Deze gedachte is niet geheel nieuw, want eerder hebben coryfeeën als de wetenschapsfilosoof Karl Popper (1945) en de wetenschapssocioloog Robert Merton (1973) al zo'n opvatting te berde gebracht. Maar het mag duidelijk zijn dat deze twee communicatievormen belangrijk worden geacht voor wetenschappelijk onderzoekers. Coöperatie en competitie hebben elkaar trouwens ook nodig, zo menen zij, want elk op zich kunnen deze makkelijk ontaarden.
-
-
-
Participatief onderzoek
Op 12 december 2008 werd weer een KWALON-najaarsconferentie gehouden. Een verslag van de hand van Kitty Jurrius is opgenomen in de rubriek Berichten uit het veld.
-
-
-
Jonge fotografen als medeonderzoekers: het gebruik van foto's in onderzoek naar betekenisverlening van kinderen en jongeren
Auteurs: Riet Steel, Sven De Visscher, Stijn Vandevelde, Geert Van Hove & Leen PoppeDat een participatieve benadering steeds meer aandacht krijgt en als een belangrijke meerwaarde beschouwd wordt in (jeugd)onderzoek is op andere plaatsen reeds uitvoerig uitgewerkt. Het begrip 'participatief jeugdonderzoek' overkoepelt heel uiteenlopende onderzoeksbenaderingen met als gemeenschappelijk kenmerk dat jeugdonderzoek in de eerste plaats gezien wordt als onderzoek met kinderen in plaats van over kinderen.
-
-
-
Cliëntenparticipatie in onderzoek
Auteurs: Christi Nierse, Tineke Abma & Guy WiddershovenRecent is er in onderzoek steeds meer aandacht voor de participatie van cliënten. In participatieve studies kunnen cliënten geconsulteerd worden over onderzoek, of optreden als adviseurs ten aanzien van onderzoek. Voorbeelden zijn studies waarin cliënten geconsulteerd worden over onderwerpen die zij belangrijk vinden voor onderzoek (Caron-Flinterman, 2005; Welfare, 2006) of bijvoorbeeld over het design van clinical trials (Marsden et al., 2004; Bradburn et al., 1995). In dit opzicht gaat het bij participatief onderzoek dus om het inventariseren van ervaringen en mogelijke vragen of onzekerheden van cliënten als startpunt voor wetenschappelijk onderzoek. Cliënten worden binnen participatief onderzoek gezien als een bron van kennis, en hun perspectief is dan (mede) sturend voor het onderzoek.
-
-
-
Snakes & Ladders: hoe meer participatie, hoe beter?
Door AnneLoes van StaaSnakes & Ladders is een van oorsprong Indiaas bordspel dat sinds de Victoriaanse tijd in de Engelstalige wereld wijdverspreid is en enigszins vergelijkbaar is met het Hollandse ganzenbord. Met de worp van een dobbelsteen doorloop je het speelvak van honderd hokjes omhoog waarbij ladders je vooruithelpen en slangen je naar beneden laten tuimelen. De ladders symboliseren deugd en de slangen staan voor het kwaad, waarbij de oorspronkelijke boodschap van het spel duidelijk wordt: goede daden brengen mensen tot verlossing. Als metafoor lijkt Snakes & Ladders mij geschikt voor deze bijdrage, omdat in participatief onderzoek vaak gebruik wordt gemaakt van de 'participatieladder'. Hoe meer participatie, hoe beter, is de boodschap. Maar is actieve participatie van de onderzochten in onderzoek per definitie beter dan non-participatief onderzoek? Wordt onderzoek er beter van en geldt dit ook voor de participanten? Zijn er behalve voordelen ook nadelen aan participatie voor onderzoekers en onderzochten? In deze bijdrage beschrijf ik onze ervaringen met participatie van jongeren als medeonderzoekers in het project 'Op Eigen Benen'. Participatief onderzoek levert spannende momenten op, maar er zitten ook adders onder het gras.
-
-
-
Participatief onderzoek: een overzicht
Door Adri SmalingParticipatief onderzoek is empirisch onderzoek waarin betrokkenen (stakeholders), zoals onderzochten, opdrachtgevers, initiatiefnemers, benutters, implementeerders, degenen die voor- of nadeel van het onderzoek kunnen ondervinden, deelnemen als medeonderzoekers (co-researchers). Soms worden alle deelnemers, dus inclusief de professionele of primaire onderzoekers (primary researchers), als medeonderzoekers aangemerkt om te benadrukken dat het in dit onderzoek om samenwerking (participation, co-operation of collaboration) gaat. Ik duid hier gemakshalve alleen de niet-professionele onderzoekers aan als medeonderzoekers. Iedereen, elke deelnemer, neemt in meerdere of mindere mate deel aan de formulering van de probleemstelling (vraag- en doelstelling), de opzet waarmee die probleemstelling wordt aangepakt, en de uitvoering van het onderzoek, met name het verzamelen van gegevens, het analyseren ervan en de rapportage. De medeonderzoekers hebben hun eigen expertise op het terrein van het onderzoek, nemen deel aan de diverse beslissingsprocessen en dragen daarvoor ook samen met alle andere onderzoekers verantwoordelijkheid. Juist hierin verschilt 'participatief onderzoek' van 'participerende observatie'. Bij dat laatste neemt de onderzoeker, de participerende observeerder, weliswaar in zekere mate deel aan het leven of de alledaagse gang van zaken bij onderzochten, openlijk of onder geheimhouding, maar de onderzochten doen niet mee als medeonderzoekers; de onderzochte formuleert niet mee en is ook niet verantwoordelijk voor dat wat onderzocht wordt of hoe het onderzoek opgezet en uitgevoerd wordt. Dat doet alleen de professionele onderzoeker.
-
-
-
Collateral research damage in Angola
Door Joris van WijkTussen 1998 tot 2002 vroegen 10.000 Angolezen in Nederland asiel aan. In het kader van een promotieonderzoek had ik mij begin 2002 tot doel gesteld om de vraag te beantwoorden waarom en hoe zij naar Nederland waren gereisd. Op dat moment bestonden er grofweg twee verschillende lezingen. De Angolezen zelf vertelden tijdens hun asielverzoek over het algemeen dat zij door onbekende personen naar Europa waren gebracht. Zij waren in Angola arme sloebers geweest die daar een priester of hulpverlener tegen het lijf liepen. Deze 'barmhartige Samaritaan' had hen aan boord van een vliegtuig naar Nederland gesmokkeld, opdat zij een beter leven zouden kunnen hebben. Lezing twee was afkomstig van de politie. Deze ging ervan uit dat één of meer grote mensensmokkelorganisaties jongeren uit de Angolese middenklasse voor veel geld naar Nederland smokkelden. Daar waren overigens maar weinig aanwijzingen voor, maar het leek de politie het meest voor de hand liggend.
-
-
-
Zelfconfrontatie als onderzoeksmethode
Door Dieuwertje BakkerIn de jaren zeventig ontwikkelde Hermans zowel de waarderingstheorie als de zelfconfrontatiemethode: een dialogische methode voor begeleid zelfonderzoek. De methode kent inmiddels talloze variaties en aangepaste toepassingen voor individuele of teambegeleiding en inspireert nog dagelijks vele coaches en therapeuten (1995).
-
-
-
De onderzoeksopzet in commercieel onderzoek
Door Edward GroenlandHet formuleren van het onderzoeksdoel en de onderzoeksvragen en het ontwikkelen van een bijpassend conceptueel model vormen de grootste struikelblokken bij het onderzoeksontwerp. Dat geldt zowel voor academische onderzoekers als voor toegepaste onderzoekers. De reden hiervoor is dat bij deze onderdelen het echte denkwerk voor het onderzoeksontwerp moet worden geleverd. Daar komt bij dat elk onderzoek per definitie hiermee moet beginnen, en dan is er nog niets om op terug te vallen.
-
-
-
Hoe ontstaat geluidsoverlast van vliegtuigen?
Door Astrid SourenMet deze vraag opent Christian Bröer zijn proefschrift (Bröer, 2006). Na de eerste pagina's wordt duidelijk wat de bedoeling is: 'Mij gaat het erom te achterhalen of en in welke mate beleidsprocessen de beleving van geluid [door wijkbewoners, AS] beïnvloeden en daarmee mede een oorzaak zijn van hinder en protesten.' Bröer wil de aandacht vestigen op een specifieke volgtijdelijkheid, en wel dat de perceptie gevormd wordt door beleid. Hij zet zich daarmee af tegen een klassieke visie van beleidsvorming waarin perceptie voorafgaat aan beleid.
-
-
-
Repliek
Door Christian BröerHet doet goed wanneer je proefschrift echt gelezen wordt. En ik voel me vereerd met de opmerking van Astrid Souren dat mijn boek haar anders heeft laten kijken naar de krant. In haar recensie is echter ook een aanzienlijk misverstand geslopen. Zij heeft de indruk dat ik de centrale stelling – beleidsdiscoursen vormen onze beleving van problemen – niet toets, maar alleen wil bevestigen en wil illustreren met mijn proefschrift. Deze conclusie trekt zij op grond van p. 35: daaruit zou blijken dat ik alleen die uitingen over geluid onderzoek 'die aansluiten bij het dominante politieke discours'. Dat zou inderdaad toetsend noch explorerend zijn. Op p. 35 staat echter dat het onderzoek zich alleen richt op vliegtuiggeluiden en niet op de gehele geluidsomgeving waarbinnen vliegtuiggeluiden optreden. Daarmee volg ik inderdaad de afbakening die het Nederlandse beleid maakt. Maar die afbakening betreft het object van onderzoek – vliegtuiggeluid – en niet mogelijke betekenissen daarvan. Zoals in dezelfde alinea ook staat, hoeven burgers die afbakening zelf niet te maken. Zij zijn vrij om vliegtuiggeluiden op allerlei manieren te beschrijven. Burgers kunnen de beleidsmatige afbakening overnemen (dat noem ik consonantie), deels overnemen en deels verwerpen (dat noem ik dissonantie) of vanuit een heel ander discours interpreteren (dit noem ik autonomie). Deze drie mogelijkheden zijn gelijkwaardig onderzocht. Ik heb uitingen van burgers over vliegtuiggeluiden verzameld die wel én uitingen die niet in beleidsprocessen tot stand zijn gekomen: inspraakreacties, hinderklachten, ingezonden brieven en interviews. Ook binnen elke bron heb ik gestreefd naar zo groot mogelijke diversiteit. Op die manier is het mogelijk om consonante, dissonante en autonome uitingen op te sporen. Het blijkt dat de meeste uitingen het beleidsdiscours (op onderdelen) reproduceren. Uit mijn analyse had ook naar voren kunnen komen dat burgers het geluid overwegend anders beleven dan in het beleid besloten ligt. Het onderzoek bevat voorbeelden daarvan.
-
-
-
Dupliek
Door Astrid SourenAllereerst gaat Bröer in zijn reactie in op het door mij gesignaleerde methodologische probleem van de afbakening. In mijn bespreking zeg ik 'Bröer kiest ervoor om die uitingen over geluid mee te nemen, die aansluiten bij het dominante politiek discours'. In zijn repliek zegt Bröer daarover dat het gaat om een afbakening van het object, namelijk 'vliegtuiggeluid'. Het onderzoek richt zich op vliegtuiggeluiden en niet op de gehele geluidsomgeving. Dat lijkt me niet helemaal een adequate reactie, en wel om twee redenen. Allereerst suggereert Bröer dat zijn proefschrift gaat over vliegtuiggeluid, als een verschijnsel dat gedefinieerd wordt als productie van decibellen door vliegtuigen, onafhankelijk van uitlatingen door derden erover.
-
-
-
'Allochtoon' of 'anti-sociaal'; wellicht meer overeenkomsten dan gedacht? Het proefschrift van Marleen van der Haar
Door Martijn van LanenVanaf het ontstaan van het maatschappelijk werk als professie in Nederland houden maatschappelijk werkers zich bezig met mensen die, om de een of andere reden, niet voldoen aan de maatschappelijke standaard. Het 'repareren' van de afwijkingen van deze mensen was lange tijd de belangrijkste taak van het maatschappelijk werk. Sinds het midden van de vorige eeuw is hier echter verandering in gekomen. Vanuit de maatschappij ontstond een roep om de acceptatie van het onaangepaste; het zonder meer 'repareren' van dit onaangepaste werd steeds vaker beschouwd als paternalistisch en betuttelend. Vertrekken daar waar de cliënt staat – 'linking up with where the client stands', zoals Marleen van der Haar het in haar proefschrift noemt (2007: 97) – wordt het nieuwe devies. Cliëntgericht handelen vraagt uiteraard om maatschappelijk werkers die met de diversiteit van hun cliëntenbestand om kunnen gaan, en daarop kunnen inspelen. Van der Haar gaat in haar proefschrift specifiek in op de omgang van maatschappelijk werkers met cliënten van een allochtone afkomst.
-
-
-
Repliek
Door Marleen van der HaarIn deze repliek op de recensie die Martijn van Lanen schreef over mijn proefschrift wil ik met name ingaan op zijn commentaren die betrekking hebben op de methodologie zoals ik die heb gehanteerd. Hier formuleert hij naar mijn inzicht kritiek op drie punten die te maken hebben met, ten eerste, het vraagstuk van objectiviteit, ten tweede, de confrontatie van respondenten met de analyse van de onderzoeker en ten slotte de selectie van informanten.
-
-
-
Dupliek
Door Martijn van LanenVan der Haar stelt in haar repliek dat ik te scherp de conclusie trek dat er een direct verband zou bestaan tussen de verzuiling en een zogenoemd culturalistisch discours in het maatschappelijk werk. Zo heb ik dit echter in mijn recensie niet bedoeld. Hooguit heb ik geconstateerd dat Van der Haar deze conclusie in haar proefschrift lijkt te trekken, maar uit haar repliek blijkt dat dit geenszins het geval is. Dit berust dus op een misinterpretatie van mijn kant. Ik ben het dan ook eens met Van der Haar wanneer ze in haar repliek stelt dat verzuiling, net als organisatiestructuren en organisatiebeleid, gezien moet worden als een context waarbinnen de praktijken van het maatschappelijk werk geduid kunnen worden.
-
-
-
Wat doet theorie in kwalitatief onderzoek?
Door Harrie JansenHoewel kwalitatief onderzoek soms zowat geïdentificeerd wordt met Grounded Theory, is er weinig literatuur te vinden over de theorieën die via kwalitatief onderzoek worden ontwikkeld (test: noem eens een gefundeerde theorie!). Ook is weinig bekend over welke theorieën kwalitatief onderzoekers eigenlijk gebruiken, hoe de onderzoekers aan die theorieën komen en hoe ze ermee omgaan. Voor een deel komt dat waarschijnlijk door het idee dat je hooguit sensitizing concepts moet/mag gebruiken om richting te geven aan de dataverzameling, maar geen gebruik moet maken van bestaande uitgewerkte theoretische kaders. Hoe dit ook zij, hierover gaat het boek van Anfara en Mertz juist wél: de keuze en het gebruik van theoretische kaders door kwalitatief onderzoekers. Het gaat hen daarbij niet om een encyclopedische inventarisatie, maar om een verzameling van casussen waaruit lezers/onderzoekers inspiratie kunnen putten. Deze casussen zijn voor het merendeel afkomstig uit het veld van de onderwijssociologie en de onderwijskunde. Maar dat maakt het boek geenszins onbruikbaar voor welzijnssociologen, verplegingswetenschappers of bestuurskundigen.
-
-
-
Verslag van het symposium 'Mixed methods. A state of the art'
Door Bouwine CarlierOp 28 november 2008 organiseerde het Netwerk Kwalitatief Onderzoek het symposium 'Mixed methods. A state of the art'. Bijna tweehonderd onderzoekers kwamen bijeen in Amsterdam en hoorden de interessante en gevarieerde presentaties. Het symposium ging over theoretische aspecten en over toepassingen van de gecombineerde methodebenadering. Er werd veel gelachen en hard geapplaudisseerd; er was herkenning onder de bezoekers van ervaringen van hard werk, onbegrip van collega-onderzoekers maar ook van de wederzijdse inspiratie binnen interdisciplinaire teams.
-
-
-
Over participatief onderzoek
Door Kitty JurriusHet was alweer de zesde middagconferentie die KWALON verzorgde. Ging het eerder al eens over kwalitatief interviewen, kwalitatief marktonderzoek, kwalitatieve analyse, theorievorming via casestudies en etnografisch onderzoek, deze keer ging het over participatief onderzoek. Een drietal onderzoekers ging in op de praktijk van het doen van participatief onderzoek. Zij bespraken de meerwaarde en de valkuilen. Vervolgens werd in een methodologische bijdrage gereflecteerd op kwaliteitseisen bij het gebruik van deze methode.
-
Volumes & issues
-
Volume 29 (2024)
-
Volume 28 (2023)
-
Volume 27 (2022)
-
Volume 26 (2021)
-
Volume 25 (2020)
-
Volume 24 (2019)
-
Volume 23 (2018)
-
Volume 22 (2017)
-
Volume 21 (2016)
-
Volume 20 (2015)
-
Volume 19 (2014)
-
Volume 18 (2013)
-
Volume 17 (2012)
-
Volume 16 (2011)
-
Volume 15 (2010)
-
Volume 14 (2009)
-
Volume 13 (2008)
-
Volume 12 (2007)
-
Volume 11 (2006)
-
Volume 10 (2005)
-
Volume 9 (2004)