- Home
- A-Z Publicaties
- Gedrag & Organisatie
- Previous Issues
- Volume 35, Issue 4, 2022
Gedrag & Organisatie - Volume 35, Issue 4, 2022
Volume 35, Issue 4, 2022
-
-
De vogelvrije werkende: Inzichten in de gevolgen van flexwerk vanuit de sociale, arbeids- en organisatiepsychologie
Auteurs: Brigitte Kroon, Edwin A. J. van Hooft & Charissa FreeseSamenvattingVeel organisaties huren tegenwoordig flexibel werkenden in. Terwijl een dergelijke flexibele schil voor organisaties voordelen biedt, stelt het de flexibel werkenden voor diverse uitdagingen zoals onzekerheid en een kwetsbare arbeidsmarktpositie. In deze introductie van het themanummer beschrijven we de achtergrond van flexwerk, koppelen we dit aan de artikelen in het themanummer en bespreken we de inzichten en praktische implicaties die voortvloeien uit deze artikelen.
-
-
-
Werkvermogen, burn-outklachten en werkbevlogenheid bij zzp’ers twee tot tien jaar na een kankerdiagnose
Auteurs: Ingrid G. Boelhouwer & Tinka van VuurenSamenvattingIn deze bijdrage staan zzp’ers die twee tot tien jaar geleden kanker kregen centraal (N = 90), bestaande uit een subgroep zzp’ers die ten tijde van de kankerdiagnose al zzp’er was (n = 47) en een subgroep die dat daarna is geworden (n = 43). Kankerbehandelingen kunnen leiden tot zogeheten late effecten, zoals fysieke problemen, vermoeidheid en cognitieve klachten. De gegevens van de zzp’ers zijn door middel van cross-sectioneel vragenlijstonderzoek vergeleken met werkenden die zowel ten tijde van de dataverzameling als ten tijde van de diagnose uitsluitend in loondienst werkten (N = 572). Voor de zzp’ers is nagegaan hoe klachten die bekendstaan als late effecten van kankerbehandelingen, samenhangen met werkvermogen, burn-outklachten en werkbevlogenheid. Zzp’ers blijken gemiddeld een lager werkvermogen, minder burn-outklachten en hogere werkbevlogenheid te hebben dan de in loondienst werkenden. De groep zzp’ers die pas in de jaren na diagnose zzp’er werd, ervaart relatief veel cognitieve klachten. Meer vermoeidheidsklachten onder zzp’ers hangen samen met lager werkvermogen, meer burn-outklachten en lagere werkbevlogenheid. Hogere cognitieve klachten hangen samen met meer burn-outklachten. Zzp’ers die in het verleden een kankerdiagnose hebben gehad, verdienen meer aandacht, zowel vanuit onderzoek als vanuit beleid met het oog op ondersteuning, omdat werkgerelateerde zorg voor hen nu niet standaard geregeld is.
-
-
-
Vogelvrij’ of ‘vrij als een vogel’? Een kwalitatieve studie naar het psychologisch contract van jonge basisschooldocenten die bemiddeld worden via een intermediair
Auteurs: Ruben G. van Merweland, Pascale Peters & Irene JonkersSamenvattingDe vraagstelling in deze kwalitatieve studie luidt: Hoe ziet het meervoudig psychologisch contract van jonge flexwerkers met een intermediair en hun opdrachtgever(s) eruit, hoe verhoudt zich dat tot hun onderliggende werkwaarden, en hoe draagt de driehoeksrelatie tussen de flexwerker, de intermediair en opdrachtgever bij aan het vervullen van het psychologisch contract? Op basis van 25 semigestructureerde interviews met jonge flexwerkers die via een arbeids- of freelance-overeenkomst met een intermediair in het basisonderwijs werken, wordt aangetoond dat hun meervoudig psychologisch vooral gevormd wordt door de psychologisch contractdimensies ‘inhoud van het werk’ (met de onderliggende werkwaarden passie, autonomie en zingeving) en ‘organisatiebeleid’ (met de onderliggende werkwaarden flexibiliteit, werkprivébalans, communicatie en maatschappelijke verantwoordelijkheid). Loopbaanontwikkeling, sociale contacten en beloning blijken minder belangrijke psychologisch-contracttermen. Doordat de aard van de arbeidsrelatie met de intermediair en de school en de arbeidscondities aansluiten bij de waarden en verwachtingen van de jonge flexwerkers wordt hun meervoudig psychologisch contract vervuld. Contractschendingen kunnen veelal worden voorkomen of gerepareerd. Contractbreuk met een school heeft doorgaans geen effect op de vervulling van het meervoudige psychologisch contract, omdat een andere opdrachtgever gemakkelijk kan worden gevonden. Paradoxaal genoeg faciliteert de flexibiliteit van het meervoudig psychologisch contract zo een langdurige relationele band met de intermediair.
-
-
-
Referentiekaders van Hongaarse arbeidsmigranten rond de kwaliteit van het werk in Nederlandse distributiecentra: Een narratieve benadering
SamenvattingArbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa ervaren vaak precaire arbeidsomstandigheden in de laaggeschoolde sectoren in Nederland. Deze studie onderzoekt aan de hand van een narratieve benadering hoe Hongaarse arbeidsmigranten referentiekaders gebruiken bij het interpreteren van hun arbeidsomstandigheden in Nederlandse distributiecentra. Op basis van 18 diepte-interviews destilleren we vier trajecten van referentiekadervorming: (1) van hoog- naar laaggeschoold werk; (2) van laag- naar laaggeschoold werk; (3) veelvuldige tijdelijke uitzendcontracten; en (4) transitionele referentiekadervorming. Naast vergelijkingen tussen thuis en gastland vergelijken migranten hun arbeidsomstandigheden met peers en op basis van hun ervaringen met transities in een internationale context. Arbeidsmigranten gebruiken referentiekaders om de cognitieve dissonantie te verminderen die zij ervaren tijdens precair werk. Dit is vooral zo na trajecten van hooggeschoold naar laaggeschoold, van laaggeschoold naar laaggeschoold, en van tijdelijk werk. Na een opeenvolging van niet-standaardarbeidscontracten lijken arbeidsmigranten precaire arbeidsomstandigheden te accepteren in werk wanneer ze vermoeden dat dit werk zekerheid en stabiliteit geeft voor de toekomst.
-
-
-
Hoe (niet) om te gaan met baanonzekerheid bij een tijdelijk contract: De rol van actief en passief copinggedrag
Auteurs: Judith B. Langerak, Jessie Koen & Edwin A. J. van HooftSamenvattingHet aandeel tijdelijke contracten blijft wereldwijd in rap tempo toenemen. Uit onderzoek weten we dat de baanonzekerheid die doorgaans gepaard gaat met tijdelijke contracten, schadelijk kan zijn voor de gezondheid en werkprestaties van werknemers. In dit onderzoek gaan we op zoek naar manieren waarmee tijdelijke werknemers hun gevoelens van baanonzekerheid en de negatieve gevolgen daarvan kunnen beperken. Wij onderzoeken allereerst of de relatie tussen de inschatting van mogelijk baanverlies (cognitieve baanonzekerheid) en mentale belasting wordt gemedieerd door de zorgen over mogelijk baanverlies (affectieve baanonzekerheid). Vervolgens onderzoeken we of, en hoe, actief copinggedrag en passief copinggedrag deze indirecte relatie kunnen modereren. Uit de resultaten, gebaseerd op een vragenlijstonderzoek onder 141 tijdelijke werknemers, blijkt dat er een positieve indirecte relatie is tussen cognitieve baanonzekerheid en mentale belasting via affectieve baanonzekerheid. Daarnaast blijkt dat actief copinggedrag de relatie tussen affectieve baanonzekerheid en mentale belasting dusdanig kan verzwakken, dat de indirecte relatie wegvalt. Passief copinggedrag houdt de indirecte relatie echter juist in stand. Tijdelijke werknemers kunnen dus mogelijk eigenhandig de mate van mentale belasting die voortkomt uit affectieve baanonzekerheid, verminderen door meer actief copinggedrag en minder passief copinggedrag te vertonen.
-
-
-
Proactiviteit ten tijde van baanonzekerheid: Over de modererende rol van ‘future work selves’
Auteurs: Maarten J. van Bezouw, Jessie Koen & Judith B. LangerakSamenvattingIn een flexibele arbeidsmarkt, gekenmerkt door groeiende aantallen tijdelijke contracten en meer baanonzekerheid, is het cruciaal om proactief en toekomstgericht met een loopbaan bezig te blijven. De ervaring van baanonzekerheid bemoeilijkt echter dergelijk proactief loopbaangedrag. In dit onderzoek hebben we gekeken of en hoe een duidelijke future work self (FWS; een toekomstbeeld op het gebied van werk) deze negatieve relatie kan verminderen, en of dat met name werkt bij een optimale (gemiddelde) mate van FWS-duidelijkheid. Daarnaast verkenden we de inhoud van de FWS-omschrijvingen van deelnemers om te zien welke soorten FWS de beste buffers vormen tegen de negatieve gevolgen van baanonzekerheid. In vragenlijstonderzoek onder tijdelijke werknemers (N = 118) vonden wij geen bewijs voor de negatieve associatie tussen baanonzekerheid en proactief loopbaangedrag, noch voor het veronderstelde optimum van FWS-duidelijkheid. Wel bleek dat meer baanonzekerheid gepaard ging met meer proactief loopbaangedrag wanneer mensen géén duidelijke FWS hadden, iets dat bevestigd werd in de verkenning van de inhoud van FWS. De relatie tussen baanonzekerheid en proactief loopbaangedrag hing echter niet af van het soort FWS dat deelnemers omschreven. Voor tijdelijke werknemers die baanonzekerheid ervaren, lijkt een minder duidelijke FWS dus een voorwaarde voor proactief loopbaangedrag.
-
Volumes & issues
-
Volume 37 (2024)
-
Volume 36 (2023)
-
Volume 35 (2022)
-
Volume 34 (2021)
-
Volume 33 (2020)
-
Volume 32 (2019)
-
Volume 31 (2018)
-
Volume 30 (2017)
-
Volume 29 (2016)
-
Volume 28 (2015)
-
Volume 27 (2014)
-
Volume 26 (2013)
-
Volume 25 (2012)
-
Volume 24 (2011)
-
Volume 23 (2010)
-
Volume 22 (2009)
-
Volume 21 (2008)
-
Volume 20 (2007)
-
Volume 19 (2006)
-
Volume 18 (2005)
-
Volume 17 (2004)